tweedejaars cursus 2007-2008

CHINESE TAALKUNDE / Taalvariatie

Jeroen Wiedenhof

 
"If every single living thing is different from every other living thing, then diversity becomes life's one irreducible fact. Only variations are real. And to see them, you simply have to open your eyes."
Liam Neeson als Alfred Kinsey in Bill Condons film Kinsey (2004), 12':29" - 12':42" 

algemene informatie


tijd en plaats


eerste semester, donderdagen van 9:15u tot 11:00u
zaal Lipsius/130


handige hulpjes

 software  schrijfwijzer  talen van de wereld
 terminologie  gesproken materiaal  taalkundige transcriptie


inhoud, teksten en opdrachten

REFRESH/UPDATE/VERNIEUW MET DE F5-KNOP! 

 | 13 sep | 20 sep | 27 sep | 4 okt | 11 okt | 18 okt | studieweek | 1 nov | 8 nov | 15 nov | 22 nov | 29 nov | 6 dec |


13 september 2007

Onderwerpen van dit college


20 september 2007

Tekst

Yuen Ren Chao, "Ambiguity in Chinese". Uit Anwar S. Dil, Aspects of Chinese sociolinguistics: Essays by Yuen Ren Chao, Stanford: Stanford University Press, 1976, pp. 293-308. Oorspronkelijk verschenen in Søren Egerod en Else Glahn, red., Studia serica Bernhard Karlgren dedicata, København: Ejnar Munksgaard, 1959, pp. 1-13.

Opdrachten

schriftelijk voorbereiden! raadpleeg onze huisregels

1.  Lees de tekst. Noteer in de kantlijn waar u vragen of problemen in de tekst tegenkomt; wij zullen die in het college behandelen. Neem eventuele aantekeningen mee naar de klas.

2.  Zoek zelf in het woordenboek de Chinese termen op voor de deelgebieden van de grammatica die in het college van 8 februari zijn behandeld.

3.  Verzamel of bedenk zelf gevallen van (a) synonymie; (b) homonymie; (c) polysemie. Schrijf steeds apart de vorm en de betekenis op: let daarbij op de transcriptie. Zoek twee gevallen per taal voor het Nederlands, voor het Mandarijn en een derde taal naar keuze.

Als u de gevallen niet bedenkt maar verzamelt: schrijf de hele zin zo precies mogelijk op; schrijf datum, plaats en context erbij.

4. Zoek via internet (bibliotheekcatalogi, zoekmachines) antwoord op de volgende vragen:

5. Hoe heet het transcriptiesysteem dat Chao in dit artikel gebruikt? Waarom gebruikt hij niet gewoon Pinyin?

6. Zijn de volgende paren van uitdrukkingen voorbeelden van

a. een 'Z-relatie', dat wil zeggen wat Chao een skewed relationship noemt?

b. homonymie?

c. polysemie?

d. of: geen van deze drie gevallen?


27 september 2007

Intro

Over taal worden de vreemdste dingen gezegd. Zo denken sommige mensen dat vrouwen teveel praten, en hoor je ook altijd zeggen dat de ene taal veel moeilijker is dan de andere. Laurie Bauer en Peter Trudgill verzamelden zulke misverstanden en stelden er in hun boek Language Myths een taalkundig geïnformeerde kijk tegenover.

Deze week lezen we daaruit "Some Languages Have No Grammar". Dit wordt nog wel eens over het Chinees beweerd, maar niet langer in taalkundige kringen. Een voorbeeld van een mythe uit de taalkundige praktijk is dat talen zonder een schrift eigenlijk geen grammatica kunnen hebben.

Teksten
Opdrachten

7. Van de vorige keer stonden nog open: de laatste drie gevallen van opdracht 6d.

8. Taalkunde bedrijven is ook: constant de oren open houden. Ga na welke gesproken uitdrukking (dus geen schriftelijke bronnen!) u deze week in het Nederlands tegenkomt die u nog niet kende. Noteer daarvan:

a. de vorm (let op de transcriptie);

b. de betekenis (let op de transcriptie); en

c. de context waarin u de uitdrukking hoorde.

9.  Lees de bijdrage van Bauer. Maak aantekeningen van eventuele vragen over of problemen met de teksten en neem deze mee naar het college.

10.  In de eerste alinea van p. 77 worden vier onderdelen van de taalkunde genoemd in termen van rules. Geef gangbare Nederlandse namen voor elk van deze onderdelen.

11.  "If Spelitzian had none of these, then when two speakers of this 'language' were talking, the listener would not know what the speaker intended." Aan de andere kant: echte talen "allow the precise communication of complex messages" (p. 79). Hoe precise is die precise communication precies?

12.  Onderscheidt het Nederlands dezelfde soorten 'wij' als het Maori? En hoe zit het met het Mandarijn?

13.  "If you hear the Spelitzian sentence for 'Give me some water,' you can be pretty sure you can use the same pattern for 'Give me some food.' " (p. 83). Bent u het hiermee eens?

14.  Over dezelfde passage: wat voor soort patterns zijn hier bedoeld?

15.  Uitsmijter - Bij de productie van Rob Marshalls film Memoirs of a geisha (2005) werd intensief samengewerkt tussen Amerikaanse, Japanse en Chinese acteurs die Engels, Japans, Mandarijn en Kantonees spraken.

In een "Geisha Bootcamp Featurette" bij de film geeft de Supervising Dialect Coach enkele indrukken over de manier waarop taalproblemen in dit project werden aangepakt.

a.  Schrijf op welke specifieke en welke algemene beweringen er in dit fragment (8':06" - 9':18") over taal worden gedaan.

b.  Voorzie elk van deze beweringen van uw eigen commentaar.


4 oktober 2007

Intro

Dat dubbele ontkenningen onlogisch zijn is eigenlijk geen mythe. Het is eerder een waarheid als een koe, die ook laat zien hoe goed onze taal gedijt bij het overtreden van de regels van de logica. Zo kun mensen dankzij hun taal tegelijkertijd naakt en niet naakt zijn.

Tekst

Jenny Cheshire, "Double negatives are illogical". Bauer & Trudgill 1998. Laurie Bauer en Peter Trudgill, red., Language myths. London: Penguin Books, 1998, pp. 113-122.

Opdrachten

8.  (herhaling) zie boven.

16.  Luisteroefening: houd deze week de oren open en probeer een spreker van het Nederlands op een dubbele ontkenning te betrappen. Schrijf de hele zin zo precies mogelijk op; schrijf datum, plaats en context erbij.

17.  Lees de bijdrage van Cheshire. Neem ook hierover uw aantekeningen mee naar het college.

18.  Vertaal het gedicht op p. 113 in het Nederlands.

19.  Van wanneer dateert het laatste citaat op p. 113 ongeveer?

20.  Op pp. 114 begint een korte uiteenzetting over de toepasbaarheid van de formele logica op de betekenissen van taal. Cheshire's conclusie is duidelijk:"it is very rarely appropriate to think in terms of logic when looking at language use" (p. 115).

a. Leg uit op welke manier de hierboven al even genoemde TNT!men een voorbeeld vormen van deze taal-semantische onlogica.

b. Lees mee hoe het Genootschap Onze Taal voor de Nederlandse uitdrukking op een haar (na) "de vreemde situatie" beschrijft dat "twee woordgroepen die het tegenovergestelde betekenen, inmiddels als synoniemen worden gebruikt". Wees er op voorbereid om ook de onlogica van dit geval op college in uw eigen woorden na te vertellen.

c. Noem nu zelf een voorbeeld, in een taal naar keuze.

21.  In "Double negatives are illogical" komen verschillende talen aan bod. Kunt u die gegevens aanvullen met voorbeelden uit het Mandarijn?

22.  Zie het taalraadsel over Otto. Hoeveel betekenissen kan je aan? Schrijf voor de zin "Meer mode dan je aan kan." de volgende gegevens op: (a) de vorm, (b) betekenis 1; (c) betekenis 2; (d) de taalkundige term voor dit type dubbelzinnigheid.

Lever opdracht 22 op 4 oktober schriftelijk in; vermeld ook uw naam & collegekaart en de datum.


11 oktober 2007

Tekst

Jos. L.M. Mullie, C.I.C.M., Grondbeginselen van de Chinese letterkundige taal, Leuven: Dewallens, 1946, 1e deel, pp. 265-277.

Opdrachten

23. Bekijk en besnuffel de drie delen waaruit Mullie's werk bestaat (handboekenkast, nummers L7 C5, L7 C6 en L7 C7);

24. Lees de tekst en maak aantekeningen over onduidelijkheden. Raadpleeg ook de afkortingen: deze staan op pagina vi.

N.B. Dit is een wat oudere tekst; neem dus even de tijd om aan de stijl te wennen. We zullen deze tekst aan de hand van uw problemen uitgebreid bespreken in de klas, maar er zijn geen begeleidende opdrachten over de tekst, zodat u des te meer tijd heeft voor het onderstaande.

[8.]  Over opdracht 8 hebben we al enkele keren gesproken. Voer deze nu schriftelijk uit:

Lever uw uitwerking van opdracht 8 schriftelijk in bij aanvang van het college van 11 oktober. Let op netheid en schriftelijke conventies.

Vandaag doen we een eerste aanzet voor het werkstuk. Tref hiervoor de volgende voorbereidingen:

25.  Lees de schrijfwijzer grondig door. Maak aantekeningen over onduidelijkheden. Vragen hierover kunt u op het college van 9 oktober stellen.

26.  Bedenk een of meerdere onderwerpen voor een werkstuk.

Lever uw uitwerking van opdracht 26 schriftelijk in bij aanvang van het college van 11 oktober:

  • Let op netheid en schriftelijke conventies;
  • U mag naast het vermelden van onderwerpen ook al enige tekst inleveren, maar per onderwerp niet meer dan een half A4-tje.

18 oktober 2007

Tekst

"Introduction" en "Phonology: The Cantonese sound system" uit: Stephen Matthews & Virginia Yip, Cantonese, A comprehensive grammar. London: Routledge, 1994, pp. 1-30.

Opdrachten

27.  We hebben het al enkele keren gehad over het belang van een consequente transcriptie.

Op college zal u gevraagd worden deze zinnen op het bord voor te doen.

28.  U heeft eerder in uw studie inleidende teksten over fonetiek en fonologie gelezen. Kijk die zo nodig nog eens na. Wat was ook alweer de taakverdeling tussen de fonetiek en de fonologie? (Bedenk voorbeelden!)

29. Lees de tekst en neem uw aantekeningen hierover mee naar de klas.

30. Maak een diagram met op de horizontale as de tijd en op de vertikale as de toonhoogte. Teken daarin de tonen ("basic tones") van het Kantonees.

31. Zijn "g" en "gw" fonemen? Zo nee, hoe zou u hun functie dan omschrijven?

32. Zijn "basic tones" fonemen? Zo nee, hoe zou u hun functie dan omschrijven?

33. Zijn de tonen die onder "tone change" worden behandeld fonemen? Zo nee, hoe zou u hun functie dan omschrijven?

34.  Uitsmijter: onlangs was op een kist met strooizand de volgende tekst te lezen. De vragen beperken zich tot de tekst in de groene ovaal.

  • Wat is de woordsoort van daarom? Hoeveel referenten heeft deze uitdrukking?
  • Wat is de woordsoort van waarom? Hoeveel referenten heeft deze uitdrukking?
  • Beschrijf in taalkundige termen hoe het komt dat Waarom? Daarom! als geheel vaak als een dooddoener wordt ervaren.

 



studieweek herfst 2007

Gedurende de studieweek raad ik u aan verder te werken aan uw werkstuk. Als u hulp nodig heeft, bijvoorbeeld bij een nadere bepaling van het onderwerp, bij literatuuronderzoek of tekstuele problemen, maak dan gerust een afspraak of loop even langs. Als opdracht voor het eerste college na de herfstvakantie wordt een tekstuele bijdrage van u verwacht.


1 november 2007

Zoals aangekondigd werken we deze week op twee fronten verder:

35.
  • bedenk zelf een onderwerp en stel dit in overleg vast
  • raadpleeg bij twijfel de richtlijnen voor het schrijven van een taalkundige scriptie
  • lever deze keer maximaal drie A4-tjes in
  • schrijf geen verslag van uw plannen, maar maak direct een stuk tekst
  • verzorg uw tekst; denk aan naam, datum en collegekaartnummer
  • lever alles in op papier; niet-definitieve versie(s) altijd op dubbele regelafstand
  • op uiterlijk vrijdag 2 november krijgt u deze versie retour voorzien van mijn aantekeningen; deze kunt u afhalen in mijn postvak
  • de Colorado Style Guide kan u helpen bij het lezen van mijn opmerkingen
  • de uiterste deadline voor het werkstuk is dinsdag 11 december 2007 om 12:00u, maar levert u voor die tijd minimaal twee voorlopige versies in
  • hoe meer voorlopige versies u inlevert, des te meer commentaar dat oplevert; tussendoor inleveren kan altijd via postvak Wiedenhof
  • gezien de intensieve begeleiding is er voor dit werkstuk geen herkansing

8 november 2007

Teksten
 
"Green ideas" (= hoofdstuk 11) en "Tweedledum and Tweedledee" (= hoofdstuk 14) uit Marina Yaguello, Language through the looking glass: Exploring Language and linguistics, Oxford: Oxford University Press, 1998, pp. 113-129 en 152-160.
 
Opdrachten

36. Lees de tekst en neem uw aantekeningen hierover mee naar de klas.
Leestip: De teksten zijn kort, maar niet altijd even gemakkelijk. Neem er de tijd voor!

N.B. U krijgt geen andere vragen en opdrachten over de nieuwe tekst, zodat u meer tijd heeft om deze hoofdstukken te bestuderen.

37.  Werk met regelmaat verder aan uw werkstuk; zie hiervoor ook opdracht 35. Kom langs of maak een afspraak als u hierover advies nodig heeft; u kunt ook voorlopige teksten in mijn postvak kwijt. In het volgende college (15 november) zal u gevraagd worden om kort uw onderwerp te presenteren.

38.  Verklaar de titel van het boek.


15 november 2007

38.  Deze opdracht stond nog open.

39. 

De meeste deelnemers van dit college hebben ondertussen meerdere keren commentaar gekregen op hun werkstuk-plannen. Wie uiterlijk dinsdag 13 november nog iets inlevert, kan dit op woensdag 14 november nagekeken terugkrijgen (wederom via mijn postvak).

Op donderdag 15 november wordt van u een korte presentatie verwacht over uw onderwerp. Deze presentatie wordt ook beoordeeld als deelopdracht ("referaat").

Aandachtspunten:
  • houd er rekening mee dat per presentatie slechts tien minuten beschikbaar zijn; oefen en klok dit eventueel van tevoren
  • in dat verband is het ook handig om handouts voor de deelnemers klaar te hebben: dat bespaart schrijfwerk op het bord
  • presenteer in ieder geval uw onderzoeksvraag, enkele voorbeelden (met bronvermelding) en de voorgestelde werkwijze (methodologie)
  • ga uit van een verstandig maar niet-sinologisch publiek: uw collega-student geschiedenis moet het ook kunnen begrijpen!


22 november 2007

Tekst

Berthold van Maris, "'In' en 'met' als grammaticaal skelet: Pieter Muysken over inhoudswoorden en functiewoorden." NRC Handelsblad, 3 november 2007, bijlage Wetenschap & onderwijs, p. 43.

Vragen en opdrachten

40.  Lever bij aanvang van het college een voorlopige versie van uw werkstuk in.

41.  Dit artikel is geschreven naar aanleiding van een nieuw boek van de geïnterviewde. Ga na wat u kunt vinden over diens achtergrond: opleiding, publicaties, aanstellingen, belangstellingen?

42.  In r. 21 lezen we: "Dit onderscheid tussen inhoudswoorden enerzijds en functiewoorden en functionele elementen anderzijds komt in allerlei taalverschijnselen voor.". Hoeveel inhoudswoorden, functiewoorden en functionele elementen komen er in die zin volgens u voor?

43.  Vertel in uw eigen woorden wat er in de rr. 51-53 wordt bedoeld met het onderscheid tussen "concrete betekenissen" en "abstracte betekenissen". Vergelijk hierbij ook r. 111 en rr. 243-250.

44.  Is "het onderscheid tussen inhouds- en functiewoorden" (rr. 63-64) een westerse traditie, of vinden we dit onderscheid ook in Chinese taalkundige analyses?

45.  Kunnen we over het nuttig effect van ontleningen (rr. 92-93) concluderen dat dit ontbreekt voor de Engelse leenwoorden cool, shit en yes! in het Nederlands (r. 101)? Leg uit waarom wel/niet.

46.  Bedenk zelf (dus: niet uit dit artikel of uit handboeken) voor elk van de elementen in de ontleningshiërarchie van rr. 106-110

47.  In de regels 120-127 wordt een patroon beschreven van de vermenging van twee talen. Probeer deze week een tweetalig persoon (desnoods uzelf, als u tweetalig bent) te betrappen op dit patroon. Schrijf de gevonden zin(nen) uit in drie regels op de inmiddels bekende manier: vorm, glossen en betekenis. Op het college kan u gevraagd worden zinnen op het bord te demonstreren.

48.  "De functiewoorden zijn grotendeels opnieuw geconstrueerd" (r. 149); wat wordt hiermee bedoeld?

49.  In rr. 174-177 worden voorzetsels voorgesteld als een "tussencategorie" tussen inhouds- en functiewoorden. Hoe zit dat in het Mandarijn met bijwerkwoorden (coverbs)? Zijn er ook "echte" voorzetsels in het Mandarijn, d.w.z. zijn bijwerkwoorden in deze taal te onderscheiden van voorzetsels? Zo ja: hoe? En zo nee: waarom niet?

50.  Volgens rr. 185-187 zijn "functiewoorden meestal korter dan inhoudswoorden".

51.  In rr. 198-200 staat "dat het werkwoord de spil is waaromheen de zin wordt opgebouwd." Geef commentaar:

52.  In dit artikel ligt de nadruk op woorden: het gaat over inhoudswoorden tegenover functiewoorden. Zijn er ook onderdelen van de taal die dezelfde functie hebben als functiewoorden, maar geen woorden zijn? En geldt daarvoor ook dat kinderen deze onderdelen leren nadat ze inhoudswoorden hebben geleerd (rr. 201-205)? Of behoren deze onderdelen tot de uitzonderingen (rr. 205-210)?
| Hint bij het beantwoorden van deze vraag: probeer te bedenken wat kinderpsycholoog Roger Brown met "dimensies" bedoelt (rr. 210-219).

53.  In rr. 254-266 worden de klankeigenschappen van functiewoorden in het Nederlands en in het Quechua besproken.

54.  Van het Nederlandse woord ster worden in rr. 280-289 twee "dimensies" met elkaar vergeleken: de grammaticale eigenschappen en de betekenis. In rr. 324-334 is geïllustreerd dat deze dimensies in principe autonoom zijn. Kunt u die autonomie ook bevestigen aan de hand van dit voorbeeld ster?

55.  Wat betekent de bewering dat woorden zoals ja, hallo en auw "geen grammatica" hebben (rr. 299-300)?

56.  Vergelijk de twee laatste alinea's van het artikel. Zijn deze met elkaar in overeenstemming, of spreken ze elkaar juist tegen?

57.  In het kader "Versprekingen" staan twee voorbeelden. Noteer deze week zelf minimaal twee zinnen waarin een verspreking voorkomt van een moedertaalspreker in een taal naar keuze.



voor 29 november

Huiswerkluwe week: we behandelen deze week geen nieuwe tekst om des te meer tijd voor het werkstuk over te laten. Zoals aangekondigd moet u wel twee oude opdrachten schriftelijk inleveren (zie nummer 58 hieronder). Op college zullen we eerst de tekst van vorige week afmaken. In het tweede uur zullen we vooral praktische tips bij het schrijven behandelen.

Vragen en opdrachten

58.  Lever bij aanvang van het college uw schriftelijke uitwerking van de opdrachten 46 en 47 in.

59.  Neem de tekst van de vorige keer en uw uitwerking van de laatste vragen (vanaf nummer 54) mee naar college.

60.  Neem ook uw aantekeningen over en vragen bij de voorbereidingen voor uw werkstuk mee naar college.

voor 6 december

Intro

Er worden allerlei vormen van Chinees in Nederland gesproken. Grote groepen Chinezen spreken een van de Yuè-dialecten, zoals het Kantonees; of één van Wú-dialecten, zoals het Wenzhounees. Deze week lezen we over een kleine groep Chinezen, de Hakka's, die in Nederland vrijwel allemaal uit Suriname afkomstig zijn. Het artikel van Tjon Sie Fat komt uit een bundel artikelen waarin de enorme verscheidenheid aan talen in Suriname tot in alle uithoeken wordt belicht.

illustratie uit Tjon Sie Fat 2002, p. 244: "Chinese man with Creole woman" (detail) 

  

Teksten

Tekst 1

Garrie van Pinxteren, "Tjauw min in Paramaribo", NRC Handelsblad, 7 mei 2005, p. 4.

 Tip: druk de tekst af met behulp van software die over een proportionele "Fit to page"-functie beschikt. Bijvoorbeeld: het gratis programma IrfanView.

Tekst 2

Paul Brendan Tjon Sie Fat, "Kejia". Eithne B. Carlin en Jacques Arends, red., Atlas of the Languages of Suriname. Leiden: KITLV Press, 2002, pp. 232-248.

Leeshulp

Garrie van Pinxteren heeft jarenlang in China gewerkt als correspondent van NRC Handelsblad en als journalist voor verschillende nationale omroepen. Vorige maand verscheen van haar hand bij Uitgeverij Balans het boek China, Centrum van de wereld.

In de tekst van Tjon Sie Fat wordt de term Sinitic language van p. 237 uitvoerig toegelicht op p. 239.

Opdrachten

61.  Lees de teksten en neem uw aantekeningen hierover mee naar de klas.

62.  Kunt iets vinden over de achtergrond van beide auteurs?

63. Wat betekent tjauw min?

64. Doe een vergelijkende uitspraak over de Chinese talen die vroeger en tegenwoordig in Suriname werden en worden gesproken.

65. Ga na

66. Welke Chinese talen behalve de bovengenoemde worden er nog meer door Chinezen in Nederland gesproken?

67. Uit welke plek(ken) in China komen de meeste Chinezen in Leiden?

68. In de eerste paragraaf legt de auteur uit hoe hij de termen "Hakka" en "Kejia" onderscheidt. Wat hebben deze woorden met elkaar te maken? Wat is de letterlijke betekenis van deze termen? Waarom heten deze mensen en deze taal zo?

69. "Sranan" (p. 234): herkent u iets in dit woord? Waar komt deze taal vandaan? Op p. 236 wordt deze taal een "lingua franca" genoemd: wat is dat?

70. Wat wordt op p. 234 bedoeld met chain migration?

71. Op p. 235 wordt verteld dat "Kejia syntax and lexicon are rarely apparent in these letters". Hoe zou dat komen?

72. Wat is op p. 237 intra-ethnic communication? En wat zijn op p. 245 intrasentential switches?

73. Kunt u de titel van de afgebeelde krant vertalen?

74. Op p. 239 wordt de Language atlas of China genoemd. Is daarvan een exemplaar aanwezig in Leiden?

75. Beschrijf in uw eigen woorden zo nauwkeurig mogelijk het verschil tussen [w] en [v] op p. 240. Hoeveel verschillende (dus: fonologisch contrasterende) lipklanken zijn er in het Nederlands? En in het Mandarijn? En wat wordt er bedoeld met "[ñ]" op dezelfde pagina?

76. "In Kejia the Middle Chinese yinshang and yangshang categories have merged, as well as the yinqu and yangqu categories" (p. 240). Waar is datzelfde ook gebeurd? Wat is nu eigenlijk het verschil in uitspraak tussen de -toon en de yángrù-toon? Volgt de hier gegeven nummering het "missie-systeem" of de academische notatie? -- zie bij twijfel Grammatica van het Mandarijn, pp. 16-17.

77. Wat wordt er op p. 241 bedoeld met "the inchoative meaning of Surinamese Dutch gaan 'go' "? Kent u hier voorbeelden van?

78. Hoeveel leenwoorden staan er in voorbeeld (12) op p. 247?

79.  Voor wie wil is er (naast de besprekingen tussendoor) ook op vrijdag 7 december gelegenheid voor een doorspreeksessie tussen 10 en 12 uur. Neem uw agenda mee: afspraken voor 7 december kunnen worden gemaakt op het college van 6 december.

Geheugensteuntje

De uiterste deadline voor het werkstuk is dinsdag 11 december 2007 om 12:00u.



handige hulpjes

 software  schrijfwijzer  talen van de wereld
 terminologie  gesproken materiaal  taalkundige transcriptie

laatste wijziging 23 november 2007
home