datum en tijd: vrijdag
27 april 2001, 15:15u
plaats: Van Wijkplaats 4, Leiden, gebouw 1166, zaal 001
Bij het beschrijven
van taal kunnen vormen worden opgevat als abstracties van spraakklanken en betekenissen
als abstracties van referenten (entiteiten buiten de taal). Voor de oorsprong
van taal suggereren deze abstracties productieve processen die lopen van de
buitentalige wereld naar mentale beelden. Een in Leiden ontwikkelde taalfilosofie
belicht ook generatieve processen in tegenovergestelde richting, die taal in
staat stellen zich te handhaven in symbiose met de taalgebruiker. Het ontstaan
van taal dankzij primitieve syntaxis is in strikt darwinistische zin te duiden
als een abrupte functieovergang van aanwezige cognitieve structuren. De toekomst
van de evolutionaire balans tussen taal en brein is een open vraag.
Literatuur
Darwin, Charles. 1996. The origin of species. New York: Gramercy Books. Reissue of the first edition, On the origin of species by means of natural selection, London: J. Murray, 1859.
Driem, George van. Ter perse. Languages of the Himalayas, Chapter one: "Known and unknowable prehistory". To be published Leiden: E.J. Brill, 2001.
Grace, George W. 1987. The linguistic construction of reality. London: Croom Helm.
Kortlandt, Frederik. 1985. "A parasitological view of non-constructible sets". Ursula Pieper and Gerhard Stickel, eds., Studia linguistica diachronica et synchronica: Werner Winter, sexagenario anno MCMLXXXIII gratis animis ab eius collegis, amicis discipulisque oblata. Berlin: Mouton, pp. 477-483.
Wiedenhof, Jeroen. 1996. "Nexus and the birth of syntax". Acta linguistica Hafniensia, Volume 28, pp. 139-150.