|
inhoud |
taalkunde |
Ja, taalkunde is vooral erg leuk. Taalkunde biedt vaak onverwachte en spannende inzichten in de manier waarop mensen met elkaar praten. Bijna alle taalkunde gaat over levende talen, die voortdurend in beweging zijn. Veel taalverschijnselen zijn nog niet of nauwelijks beschreven. Daarom is er op elk niveau niet alleen veel te leren, maar ook veel zelf te ontdekken.
Taalkunde is net zo specialistisch als je het zelf wilt maken. Sommige deelgebieden zijn zuiver taalkundig, andere onderwerpen vertonen raakvlakken met zusterdisciplines. Omdat taal nauw verbonden is met vrijwel elke vorm van menselijk gedrag, biedt de taalkunde aanknopingspunten met uiteenlopende vakgebieden zoals antropologie, filosofie, neurologie, psychologie, spraaktechnologie, letterkunde, sociologie, biologie, logica, en archeologie.
Net als andere takken van wetenschap dwingt de taalkunde je nauwkeurig na te denken over alledaagse verschijnselen. Je leert nadenken over taal, talen, taalgebruikers en taalgemeenschappen. Je leert manieren om taalgebruik te observeren, te categoriseren en te analyseren.
Dat kun je het beste zelf bepalen: het belangrijkste is dat je er plezier in hebt. Als je van woordgrapjes en dubbelzinnigheden houdt, is er een grote kans dat je taalkunde leuk vindt, maar het is geen garantie, en zeker geen voorwaarde. Taalkundigen zijn vaak vanuit heel verschillende interesses tot de taalkunde gekomen. Sommige taalkundigen zijn gefascineerd door woordenboeken, anderen verbazen zich over taalgrappen; sommigen vinden het leuk om de spelling van Haagse Harry te ontcijferen, anderen zijn meer gecharmeerd van Alice in Wonderland. De meeste taalkundigen zijn redelijk eigenwijs en delen daarnaast een brede belangstelling voor taalverschijnselen. Lees ook eens wat andere taalkundigen over hun vak vertellen: bijvoorbeeld John M. Lawler van de University of Michigan. Voor taalkundige puzzels kun je terecht op de website van de Taalkunde-olympiade.
deze cursus |
In de tweedejaars inleiding taalkunde lees je teksten die door beroemde en minder beroemde taalkundigen geschreven zijn. Daardoor krijg je een goede indruk van de vaak heel verschillende manieren waarop taalkunde bedreven wordt. De teksten worden besproken tijdens het college, waarbij zowel de inhoudelijke als de methodologische kanten aan bod komen. Bij de inhoudelijke aspecten gaat het erom inzicht te krijgen in de beschreven taalverschijnselen. De methodologie gaat in op de manier waarop taalkundigen deze verschijnselen hebben beschreven, waarbij ook de voor- en nadelen van alternatieve oplossingen aan de orde zullen worden gesteld.
Uit de westerse taalkunde worden begrippen zoals taal en dialect behandeld, lees je over morfologie en syntaxis, en leer je termen zoals foneem en allofoon. In hetzelfde semester komen ook de Europese en Amerikaanse bijdragen aan de Chinese taalkunde aan bod. We gaan bijvoorbeeld na hoe men oudere Chinese taalfasen op het spoor is gekomen, hoe gegevens over Chinese dialecten verzameld worden, en hoe westerse taalkundigen de inheemse Chinese tradities beïnvloed hebben.
In de traditionele Chinese taalkunde gaat het bijvoorbeeld over de opbouw van Chinese woordenboeken, over inheemse interpretaties van bronsinscripties, over de betekenis van rijm voor de reconstructie van het Chinees en over de positie van het Klassiek Chinees.
Ook de Chinese taalkunde van de twintigste eeuw komt aan bod. Voorbeelden zijn de ontdekking van orakelbotten, de taalkundige vernieuwing in de jaren '40 en '50 en de hedendaagse gevolgen van de standaardisatie van taal en schrift.
onderdelen van de cursus |
Elke week worden op het college teksten behandeld. Ter voorbereiding van het college moeten deze teksten thuis worden gelezen. Daarnaast worden er opdrachten gegeven die te maken hebben met de tekst zelf, met het werk waaruit de tekst is ontleend, of met andere stof die tijdens het college besproken is. De opdrachten kunnen heel verschillend zijn: je moet bijvoorbeeld zelf voorbeelden bedenken van een bepaald taalverschijnsel, de opzet van een beroemd taalkundig werk uitzoeken, of sprekers van het Chinees ondervragen over hun taalgebruik. Maar het belangrijkste onderdeel van de voorbereiding is tekstueel. Er wordt verwacht dat je de teksten niet alleen leest, maar ook goed overdenkt
Deze cursus beslaat twee uur college per week gedurende een semesters. De cursus wordt gegeven als werkcollege, waarbij aanwezigheid en deelneming verplicht zijn. Opdrachten tijdens het college leiden tot een deelcijfer (40% van het eindcijfer); het college wordt afgesloten met een werkstuk. Getoetst worden zowel feitenkennis als begrip, dat wil zeggen het vermogen om het geleerde toe te passen.
Administratieve details over studiepunten, het gewicht van elk onderdeel, tentamendata en dergelijke staan vermeld in de studiegids en in het jaarlijkse tentamenrooster.
De student doet zelf een voorstel voor een onderwerp van het werkstuk; nadere details worden bepaald in overleg met de begeleider. Het werkstuk is niet meer (maar ook niet minder) dan een verslag over een Chinees taalverschijnsel.Het werkstuk wordt intensief begeleid met proefversies; daarom heeft dit onderdeel geen herkansing.