derdejaars cursus 2005-2006

CHINESE SYNTAXIS

Jeroen Wiedenhof

tijd en plaats

vrijdagen van 11:15u tot 13:00u
zaal 1177/ 010


handige hulpjes

 software  schrijfwijzer  talen van de wereld
 terminologie  gesproken materiaal  taalkundige transcriptie

inhoud, teksten en opdrachten

16 sep | 23 sep | 30 sep7 okt14 okt | 21 okt4 nov11 nov18 nov25 nov | 2 dec | 9 dec | resultaten


voor 16 september

Inleiding

U hoeft niets voor te bereiden.

voor 23 september

Tekst

R.H. Robins, "Syntactic Analysis". In Eric P. Hamp, Fred W. Householder en Robert Austerlitz, redactie, Readings in Linguistics II, Chicago: University of Chicago Press, 1966, pp. 386-395. Herdrukt uit Archivum linguisticum, Volume 13, 1961, pp. 78-89.

Leeshulp

1.  De Franse uitdrukking trancher dans le vif (p. 391) betekent letterlijk 'in het vlees snijden' en figuurlijk 'harde maatregelen nemen'.

2.  De Griekse uitdrukking (p. 392) betekent letterlijk 'de vroeger-mensen', en vandaar 'de Ouden'.

Vragen en opdrachten

3.  Lees eerst het artikel in zijn geheel door. Maak aantekeningen van eventuele vragen over of problemen met de tekst, zodat deze op het college behandeld kunnen worden.

4.  Wat betekenen de volgende Engelse termen: word, phrase, clause, sentence?

5.   Wat houdt "contemporary grammatical theorizing" (p. 386) in?

6.  Wat was de reden dat in Amerikaanse indianentalen "the word as a traditional orthographic entity was almost always lacking" (p. 386)?

7.  Hoe zou het komen dat "traditional grammar" zich minder met syntaxis bezighield, en een "preoccupation with morphology" (p. 389) had?

8.  "Tesnière [...] regards the basic elements of his syntax as universal" (pp. 389-390): kunt u zelf voorbeelden van syntactische relaties bedenken die vermoedelijk universeel zijn?

9.  Geef vijf voorbeelden van Tesnière's mots vides in het Mandarijn (p. 391). Deze woorden hebben een "grammatical use" (ibid.). Is er iets meer te zeggen over het type betekenissen van deze categorie?

10.  Robins heeft het over "first degree translation" (p. 391). Waarom zou hij hier en elders het woord translation cursiveren?

11. Wat wordt bedoeld met emphatic en unemphatic personal pronouns in het Frans (p. 392)? 

12.  Kunt u een voorbeeld noemen van het bedrijven van syntaxis "based on logical [...] considerations" en "extralinguistic appeals" (p. 393)?

13.  Wat wordt bedoeld met "languages of the type represented by Chinese" (p. 395)? Kent u een naam voor dit type talen?

14.  Hoe zou u het genre van dit artikel omschrijven?

voor 30 september

 tekst | leeshulp | opdrachten 
Tekst

"Morphology and syntax: Demarcation and interaction" = hoofdstuk 8 van Geert Booij, The grammar of words: An introduction to linguistic morphology. Oxford: Oxford University Press, 2005, pp. 185-206.

Leeshulp

15.  De tot nu toe behandelde conventies voor de transcriptie van vormen, betekenissen en uitspraken zijn samengevat in de pagina's over taalkundige transcriptie; raadpleeg deze waar nodig bij de voorbereiding van volgende colleges. De bijbehorende oefening hoeft u nu nog niet te maken, maar u kunt er op 26 september alvast vragen over stellen.

16.  Naar aanleiding van het vorige college: wapen u met wat handboeken!

17.  In het overzicht aan het begin van de tekst (p. 185) vallen enkele technische termen, zoals valency, die voor ons onderwerp van belang zijn. Deze begrippen komen uitgebreider aan bod in de volgende pagina's.

18.  Met de underlying word order van p. 186 wordt hetzelfde bedoeld als de original position of the V twee regels daaronder.

19.  Met we have to do with an intransitive verb op p. 191 wordt bedoeld 'we hebben te doen met een onovergankelijk werkwoord'.

20.  Op p. 192 wordt een onderscheid gemaakt tussen het subject van transitieve (=overgankelijke) werkwoorden en het subject van intransitieve (=onovergankelijke) werkwoorden. Vergelijk deze bespreking van ergatieve talen met uw aantekeningen van 19 september: we spraken hierover aan het eind van het college.

21.  "Note that it only..." op p. 202 is een drukfout voor "Note that it is only...".

Vragen en opdrachten

22.  Lees eerst de tekst in zijn geheel door. Maak aantekeningen van eventuele vragen over of problemen met de tekst, zodat deze op het college behandeld kunnen worden. Beantwoord dan de volgende vragen.

23.  Voor de relatie tussen morfologie en syntaxis geldt volgens het tweede aandachtspunt op p. 185 dat zowel "syntactic constructs may form parts of complex words" als "syntax in turn governs the use of morphological case marking on words". Bedenk voor elk van deze gevallen minstens twee eigen voorbeelden in een taal naar keuze.

24.  Formuleer de "Verb Second"-regel van het Nederlands (p. 186) in uw eigen woorden en geef er voorbeelden bij. Wat voor zinnen voldoen niet aan deze regel? Geef ook daarvan voorbeelden.

25.  Op p. 187 wordt de morfologie van zuurkool behandeld, waarin "the adjective zuur is not inflected" - dat wil zeggen: het is niet zurekool, maar zuurkool. Is het ook denkbaar dat zuur geen adjectief is, maar een zelfstandig naamwoord? En zo ja: om wat voor zuur zou het dan gaan? Vergelijk voor uw argumenten bijvoorbeeld de manier waarop groene stroom, zwakstroom, vuurdoop, wittebrood en zuurwaren zijn gevormd.

26.  Omschrijf in uw eigen woorden en met een eigen voorbeeld dat "English does not inflect prenominal adjectives" (p. 187).

27.  Op p. 187 staat dat "in A + N compounds main stress is usually on the first constituent and in A + N phrases on the second, as in gréenhouse versus green hóuse". Het "usually" doet vermoeden dat er ook uitzonderingen zijn. Kunt u daarvan voorbeelden bedenken voor zowel de compounds als de phrases? En hoe werkt dit in het Nederlands?

28.  "Noun phrases with a determiner as parts of complex words" zijn volgens p. 189 "impossible in English and Dutch". Ga na of de onderstaande zinnen uitzonderingen hierop bevatten; probeer zowel voor- als tegenargumenten te geven. Denk bijvoorbeeld aan het speciale geval van eigennamen, die in elke taal een aparte positie innemen; en ook aan de zelfnoemfunctie, waarin een uitdrukking citerend wordt gebruikt.

a.  Aan het eind van de De Kempenaerstraat ga je rechtsaf.

b.  Met hun de-aanhouder-wint mentaliteit komen ze meestal een heel eind.

c.  Wat vind je van dat "dé bank"-motto van ABN AMRO?

d.  De Van der Waalskrachten zijn omgekeerd evenredig aan de zevende macht van de afstand tussen de deeltjes.

e.  John hit a nice down-the-line return of serve and Bill volleyed cross-court to John's forehand.

f.  It's just a run-off-the-mill heist movie.

g.  All of these conferences were held in out-of-the-way resorts.

29.  Aan het begin van § 8.2 (p. 190) wordt voor de zin John hit the ball. in "HIT, x, y" de variabele x gelijkgesteld aan John, en de variabele y aan the ball. Verder komen hier labels voor de semantische rollen van agent en patient aan bod. (Let op de de Nederlandse termen, die eindigen op een -s: agens en patiens.) De agens is degene die (of dat wat) de handeling uitvoert en de patiens is degene die (dat wat) de handeling ondergaat.

a. Ga na dat deze twee semantische rollen beide behoren tot de betekenis 'slaan' van het Engelse werkwoord hit. Geef nu een korte maar nauwkeurige omschrijving van deze twee deelbetekenissen. Met andere woorden: specificeer de beide semantische rollen voor het werkwoord hit.

b. Is het in het gegeven voorbeeld John hit the ball. nuttig om een onderscheid te maken tussen enerzijds deze twee deelbetekenissen en anderzijds de betekenissen van John en ball?

30. Ga na of in de volgende drie zinnen dezelfde semantische rollen zijn te onderscheiden voor het werkwoord hit.

a.  John hit the gas pedal. 'Jan trapte op het gaspedaal.'

b.  John hit an ace. 'Jan sloeg een ace.' (Een ace is een tennisopslag die niet door de tegenstander wordt teruggeslagen.)

c.  John hit twice. 'Jan sloeg twee keer.'

d.  John hit the road. 'Jan reed weg.'

e.  Small town John hits big time! 'Jan de Kleine Man maakt het helemaal!'.

31.  De bespreking op p. 191 maakt een onderscheid tussen enerzijds drie core arguments: agent, patient en goal; en anderzijds de overige deelnemers aan een handeling of gebeurtenis, de adjuncts die "always optional" zijn. Bepaal nu voor de volgende zinnen of, en zo ja welke arguments of adjuncts er te onderscheiden zijn. Geef net als in de vorige opdracht per argument of adjunct een omschrijving van de functie binnen de werkwoordsbetekenis.

a.  Ze schreven een bestseller.

b.  We schrijven 17 juli 1951.

c.   'Jij koopt boeken.'

d.   'Heb je ze gekocht?'

e.   'Heb je de boeken gekocht?'

f.  Blauw staat je niet.

g.  Een man een man, een woord een woord.

h.  Alle reizigers wordt verzocht hier uit- of over te stappen.

i.  Alle reizigers worden verzocht hier uit- of over te stappen.

32.  Op pp. 192-193 wordt de nominatieve en accusatieve naamvallen van het Duits vergeleken met het ergatieve systeem van het Dyirbal.

a.  Waar wordt het Dyirbal gesproken en hoeveel mensen spreken deze taal? Raadpleeg eventueel de pagina's over de talen van de wereld.

b.  Ga voor de voorbeelden (14) tot en met (18) na of u alle in de glossen gebruikte afkortingen thuis kunt brengen. (Wie niet eerder met glossen in aanraking is geweest, kan hierover de schrijfwijzer raadplegen).

c.  Wat is in het Dyirbal het woord voor 'vader' in de zin 'Vader kwam terug.'? En wat is het woord voor 'vader' in de zin 'Vader zag moeder.'? Leg in uw eigen woorden uit hoe het komt dat deze twee woorden verschillen.

33.  Volgens p. 193 geldt voor het Dyirbal dat "the S of an intransitive clause and the O of a transitive clause appear to behave as instances of the same grammatical function". Het "appear" suggereert dat dit niet noodzakelijk zo hoeft te zijn; zijn er ook tegenargumenten te bedenken?

34.  Op p. 194 staat dat " the person-number properties of both the plural Agent and the singular Patient are marked on the verb"; deze twee argumenten zijn ook in de glossen terug te vinden.

a.  Geef op basis van deze gegevens een korte maar nauwkeurige betekenisomschrijving van de West-Groenlandse vorm taku-aat in voorbeeld (20a).

b.  Ter vergelijking: welk(e) argument(en) worden in het Nederlandse werkwoord gecodeerd? En in het Mandarijnse?

35.  Volgens de tekst op p. 195 betekent de passieve (=lijdende) voorbeeldzin (21) Je suis insulté par Jean. 'Ik word door Jan beledigd.' precies hetzelfde als de aktieve (=bedrijvende) zin Jean m'insulte. 'Jan beledigt me.'.

a.  Wat is in zin (21) de "demoted Agent"?

b.  Ga na of, en zo ja hoe, "the fact that the demoted Agent of the verbal predicate is semantically still available" bewijst dat "passivization [...] does not change meaning" (p. 195).

c.  Over deze semantische kwestie wordt door taalkundigen erg verschillend gedacht. Kunt u voor- en tegenargumenten bedenken?

36.  Het Nederlandse werkwoord dansen van voorbeeld (23) wordt daar als intransitief (=onovergankelijk) omschreven. Het begrip "intransitief" kan op minstens twee manieren worden opgevat. Soms wordt hiermee bedoeld dat het werkwoord in een gegeven zin geen object heeft. Een ander gebruik van "intransitief" is dat er bij een gegeven werkwoord überhaupt geen objecten geconstrueerd kunnen worden.

a.  Welke van de twee opvattingen wordt in deze tekst gehanteerd?

b.  Is het mogelijk om in voorbeeld (23) een object bij gedanst te construeren?

37.  Welke vorm heeft volgens voorbeeld (25) het index-suffix in het Ixil? En welke vorm heeft het instrumentele voorzetsel?

38.  Geef een letterlijke vertaling van voorbeeld (26b).

39.  Op pp. 197-199 wordt uitgelegd hoe naamwoorden geïncorporeerd kunnen worden. In het genoemde werkwoord voor 'brood maken' in het Tuscarora treedt het geïncorporeerde naamwoord voor 'brood' op als object bij 'maken', terwijl bij dit samengestelde werkwoord opnieuw een object zoals 'maïs' kan worden geconstrueerd. Kent u dergelijke voorbeelden ook uit het Nederlands? En uit het Mandarijn?

40.  Onderaan pagina 199 gaat het over causatieve werkwoorden. Waarom staat er dat de A (= Agent = agens) als veroorzaker optreedt van een gebeurtenis waarin "one or two entities" een rol spelen? Bedenk voor beide gevallen voorbeelden in een taal naar keuze.

41.  Leg in uw eigen woorden uit waarom "causativization has the effect of increasing the valency of words" (p. 200).

42.  Aan het begin van § 8.4 staat in voorbeeld (34) Jan is de aardappels aan het schillen het object de aardappels niet direkt voor het werkwoord schillen, maar voor de woordgroep aan het schillen, wat volgens p. 201 pleit voor de "unity of this aan het V-ing-construction". Beschrijf nu, mede op basis van § 8.3, wat er aan de hand is in zinnen zoals Jan is aan het aardappels schillen.

43.  Volgens p. 203 "neither the causative verb nor the main verb select a recipient themselves". Ga na hoe dit uitpakt voor het Nederlandse voorbeeld in (37).

44.  Beschrijf in uw eigen woorden wat een productief procédé is (p. 204); geef voorbeelden in een taal naar keuze, en geef ook voorbeelden van improductieve procédés.

45.  Beantwoord vraag 10 op pp. 205-206.

voor 7 oktober

 tekst | leeshulp | opdrachten 
Tekst

Zie het college van 30 september.

Vragen en opdrachten

Van opdracht 30 tot en met opdracht 38.


voor 14 oktober

 tekst | leeshulp | opdrachten 
Tekst

Zie het college van 30 september.

Vragen en opdrachten

Van opdracht 38 tot en met opdracht 45.


voor 21 oktober

 tekst | leeshulp | opdrachten 
Tekst

Yuen Ren Chao, A Grammar of spoken Chinese. Berkeley: University of California Press, 1968. Hieruit de volgende stukken:

Leeshulp

46.  p. 160: ger 'kabinet' in tzuu-ger 'een kabinet vormen': N.B. de -r is in deze transcriptie geen suffix!

47.  p. 436: het symbool ' geeft aan dat de klemtoon op de volgende lettergreep valt.

48.  p. 438: Zie voor de analyse van chy de tay bao 'zich te vol eten' eventueel de grammaticapagina over onderschikking van werkwoordelijke woordgroepen.

Vragen en opdrachten

 Deze tekst wordt in twee afleveringen behandeld. De opdrachten voor 21 oktober zijn de nummers 49 tot en met 58 én opdracht 69 (over het werkstuk).

De eerste drie vragen hieronder heeft u waarschijnlijk al tijdens een tweedejaars college beantwoord; in dat geval staan ze hier alleen om het geheugen op te frissen.

49.  Yuen Ren Chao is een van de meest beroemde figuren uit de geschiedenis van de Chinese taalkunde. Bekijk deze beroemde grammatica van het Mandarijn (inhoudsopgave, opmaak, weergave van voorbeelden, index). Een exemplaar staat op het plankje met grammatica's bij de handboeken in de Westerse afdeling van de bibliotheek van het Sinologisch Instituut, onder nummer L7 C10.

50.  Zoek via internet (bibliotheekcatalogi, zoekmachines) antwoord op de volgende vragen:

51.  Hoe heet het transcriptiesysteem dat Chao hier gebruikt? Waarom gebruikt hij niet gewoon Pinyin?

52.  Lees eerst de teksten in hun geheel door. Maak aantekeningen van eventuele vragen over of problemen, zodat deze op het college behandeld kunnen worden.

53.  Wat wordt bedoeld met de "near linguistic context" van Nii i tsa jiow jyy le. 'Even smeren en het stopt.' (p. 160)?

54.  Wat is een complement (p. 435)?

55.  Waarom wordt complement afgekort tot "R" (p. 435; vergelijk pp. xxx-xxxi en 443)?

56.  Op p. 436 beschrijft Chao de klemtoon in V-R-samenstellingen zoals biann-'huay (niet: 'biann-huay) 'slechter worden' en yan'charng (niet: 'yancharng) 'verlengen'. Gaat het hier over over klemtoon in contrastieve zin, zoals in het Nederlandse paar volstáán-vólstaan? Vergelijk voor de beantwoording van deze vraag ook de volgende fragmenten:

"A syllable is either stressed, in which case it has a tone, or unstressed and in the neutral tone. In a group of two, three, or four syllables of which none is in the neutral tone, the last has the loudest stress, the first next, and the inside syllables least loud. If one or more syllables are in the neutral tone, then the last stressed syllable has the main stress. Since all these different degrees of stress between syllables not in the neutral tone are predictable, the differences are not distinctive."

"Wij denken nu dat klemtoon en lexicale toon elkaar over en weer uitsluiten. Mijn promovendus Bert Remijsen voorspelt dat er in principe geen taal bestaat die – tegelijkertijd en onafhankelijk van elkaar – klemtoon heeft en lexicale toon. Toch heeft Remijsen een uitzondering op zijn regel gevonden. Dat is het Samate Ma’ya, een taal die gesproken wordt op een eilandje voor de kust van Papua, het vroegere Nieuw Guinea. Het Samate Ma’ya is een mengtaal met invloeden uit de Austronesische taal­familie en uit de Papua-taalfamilie. De klemtoon zou dan afkomstig zijn uit de Austronesische taal, terwijl de lexicale toon is ingebracht door de Papua­taal. Het contact tussen de twee families is recent, zodat de mengtaal nog niet eenduidig heeft kunnen kiezen."

57.  Valt u iets op aan het laatste voorbeeld van p. 438?

58.  In welke volgorde staan de complementen in de lijst op pp. 444-446?

59.  Formuleer het probleem van de "circularity of definition" op p. 448 in uw eigen woorden.

60.  Op pp. 450-452 worden "intensifying complements" als een aparte groep behandeld. Is dat vanuit syntactisch oogpunt een goed idee? Vergelijk voor de beantwoording van deze vraag ook de volgende gegevens:

61.  Op p. 459 wordt gesteld dat complementen van richting "are normally in the neutral tone", zoals ook aangevoerd werd op p. 436. Zijn er uitzonderingen buiten de op p. 459 genoemde potentialisvormen?

62.  Uit welke tijd dateert het voorbeeld op p. 462, noot 49?

63.  Formuleer de redenering over drinkers en dromers op pp. 463-464 in uw eigen woorden.

64. Kunt u het laatste voorbeeld op p. 470, noot 54 verklaren?

65. Geef eerst een logische en dan een semantische uitleg van Nii dei bae fann chy-baole. 'You must eat a full dinner.' op p. 473.

66. Is uit de redenering op pp. 477-478 op te maken wat bae utz na.chu.lai zou betekenen?

67. Welke van de zes vormen onder punt (6) van p. 478 kunnen betekenen 'het uit een gans halen'?

68. Zouden de vormen keh en chiuh (pp. 479-480) historisch verwant kunnen zijn?

69.  Bedenk een of meerdere onderwerpen voor een werkstuk en lever dit/deze schriftelijk op het college in. Vermeld datum, naam en collegekaartnummer. U mag naast het vermelden van onderwerpen ook al enige tekst inleveren, maar per onderwerp niet meer dan een half A4-tje. Raadpleeg eerst de schrijfwijzer!

voor 4 november

 opdrachten 

De tweede helft van het tekst van Chao gaat even in de ijskast: we gaan eerst verder met een aantal praktische zaken ter voorbereiding op het werkstuk.

Vragen en opdrachten

70.  Lever op uiterlijk 31 oktober een kladversie van uw werkstuk in. Deze wordt op 4 nov in de klas besproken.

71.  In opdracht 15 werd al even het belang aangestipt van een consequente transcriptie. Lees de uitleg hierover aandachtig door en noteer uw eventuele vragen. Maak daarvan de oefening onder punt 4; op college zal u gevraagd worden deze zinnen op het bord voor te doen.

72.  Neem het materiaal dat u heeft gevonden voor uw werkstuk (literatuur, voorbeelden, aantekeningen) ter bespreking mee naar college.


voor 11 november

 tekst | opdrachten 
Tekst

Zie het college van 21 oktober.

Vragen en opdrachten

73.  Lees ter voorbereiding op het vervolg van uw werkstuk de schrijfwijzer. Eventuele vragen hierover kunt u op het college van 11 november stellen.

74.  U mag zo vaak u wilt nieuwe teksten in mijn postvak leggen. Uiterlijke datum voor de volgende versie is maandag 14 november; deze teksten krijgt u terug op 18 november.

75.  Bereid de tweede helft van Chao's tekst en opdracht 58 tot en met opdracht 68 voor.


voor 18 november

 werkstuk | tekst | leeshulp | opdrachten 

76.  In het tweede college-uur zullen we onder leiding van Rients van Goudoever de taalkundige grammofoonplatencollectie van het Sinologisch Instituut bekijken en beluisteren.

Werkstuk

77.  Details over het werkstuk, zoals op het college besproken:

78.  Lever op uiterlijk 14 november een voorlopige versie van uw werkstuk in. Deze wordt op 18 nov in de klas besproken.

Tekst

"Review of previous studies related to verbal valency in Chinese" = hoofdstuk 2 uit Yilu Zhao, Distributional criteria for verbal valency in Chinese. Leuven: Peeters, 1996, pp. 53-95.

Leeshulp

79.  Bijzonderheden over de tekst:

80.

Peter Matthews' Concise Oxford Dictionary of Linguistics was ooit online te raadpegen via xrefer; voor deze service moet nu betaald worden. Onder "valency", het onderwerp van deze tekst, staat de volgende uitleg:

   valency

The range of syntactic elements either required or specifically permitted by a verb or other lexical unit. Thus the valency of eat includes a subject (I in I am eating) and an object (cheese in I am eating cheese). An element which is required is an obligatory valent; one which is specifically permitted but is not required is an optional valent. Thus eat must be explicitly associated with an object, since there are other verbs with which an object is not possible; but it is an optional valent since, in e.g. I am eating, it can be omitted.

Cf. argument for 'argument structure'. 'Valency' and 'valence' are alternative translations of the term in French or German ('valence', 'Valenz'), introduced by L. Tesnière by analogy with the chemistry of atoms. A valency dictionary is a dictionary whose purpose is to describe the valency of units; valency grammar is a partial model of grammar, developed especially in Germany in the early 1970s, in which the syntactic and semantic roles of valents are described within a framework of dependency relations, again developed by Tesnière, in which, in I am eating cheese, both I and cheese are governed by the verb whose valents they represent. Cf. semantic valency vs. syntactic valency.

The Concise Oxford Dictionary of Linguistics, © Oxford University Press 1997

Vragen en opdrachten

81.  Lees eerst de tekst in zijn geheel door. Maak aantekeningen van eventuele vragen over of problemen, zodat deze op het college behandeld kunnen worden. Maak vervolgens de opdrachten 82 tot en met 94. De overige opdrachten komen later.

82.  Wat is een proform? (p. 54)

83.  Wat betekenen de afkortingen "T", "L" en "V" (p. 55)?

84.  Op p. 54 wordt de term "undoubtedly obligatory" gedefinieerd. Geef op grond van deze definitie commentaar op de analyse van voorbeeld (45c) op p. 55.

85.  Voorbeeld (47) op pp. 56-57 geeft aanleiding tot het poneren van een "reference to location" van het werkwoord lái 'komen'.

86.  P. 56, voorbeeld (47) " lái le. 'Lisi has come.' ": waar komt de naam vandaan?

87.  Op p. 57 staat: "the verb 'eat', which can also be used with only one argument without a given context, can also have an implied argument, namely, one's meal, in such a usage as le ma 'Have you had your meal?'." Toch zijn niet alleen maaltijden eetbaar. Kunt u op grond van dit gegeven de semantische definitie van het implied argument herformuleren met meer algemene geldigheid?

88.  Wat is het verschil tussen een argument en een valent (p. 59)? En wat is het verschil tussen een implied argument (p. 57) en een valent?

89.  Op p. 61 worden zes taalkundigen genoemd. Geef van elk van deze personen de namen zoals zij die zelf schrijven, waar toepasselijk voorzien van een transcriptie.

90.  Wie is de op p. 66 genoemde "Wang Leyi"?

91.  Op p. 66 wordt beschreven hoe Wang (1956) een positionele definitie van het onderwerp van de Chinese zin afwijst op grond van semantische argumenten. Leidt het gebruik van semantische argumenten wel of niet automatisch tot de conclusie dat zhèli 'hier' en 'vandaag' geen onderwerp zijn in voorbeelden 63 en 64?

92.  Zijn er behalve de overwegingen op p. 66 nog meer argumenten om de "agent-patient approach" af te wijzen voor het Mandarijn?

93.  Op p. 67 staat dat taalkundigen die subject en topic aan elkaar gelijk stellen "have taken word order as the basis for their attribution of syntactic labels". Is dit een noodzakelijke consequentie? Zo ja, waarom? Zo nee, zijn er dan andere mogelijkheden?

94.  Over dezelfde kwestie staat op p. 68 dat "while the semantic relationship between the two noun phrases and the verb 'take' remains the same in the two sentences, the subjects of these sentences are not the same". Wat betekent dit voor het verband tussen semantiek en syntaxis?

95.  Welke gevolgen hebben "subjective interpretations that cannot be tested" (p. 68) voor de taalkundige beschrijving van betekenissen?

96.  P. 68, voorbeeld (69): wat is in de drie genoemde gevallen precies "the predicate of the sentence"?

97.  Waarom is "Lü's approach... inappropriate in a valency study" (p. 71)?

98.  Op p. 74 wordt gesteld dat "the scope of elements treated here as object is very wide".

99.  Op p. 75 staat in het citaat uit Chao (1968) dat "the predicate is what the speaker comments on when a subject is presented to be talked about".

100.  Over voorbeeld (86) wordt op p. 76 gezegd dat het een voorbeeld is waarin "elements of different semantic categories [...] which are not equatable" aan elkaar gelijk worden gesteld.

101.  Is de omschrijving van een subject als "whatever starts the topic" van Chao (1968) of van Zhao (1996)?

102.  Zijn de definities van direct object en indirect object bovenaan p. 81 semantische, syntactische of andersoortige definities?

103.  Een lijdend voorwerp wordt op p. 82 gedefinieerd als "what is being transferred as a result of the action". Bedenk voorbeelden en tegenvoorbeelden in het Mandarijn.

104. Op p. 87 staat dat "zero proforms [...] can be recovered from the preceding discourse". Zijn de proforms vormen, betekenissen, of iets anders? Zijn de elementen die recovered worden vormen, betekenissen, of iets anders?

105. Li & Thompsons (1981) notie dat "the topic has to be sentence-initial" wordt op p. 88 behandeld. Bedenk hierbij zelf voorbeelden en tegenvoorbeelden in het Mandarijn.

106. Op p. 92 gaat het over topics in de vorm van "a noun preceded by yi- 'one'". Is zin (120) hiervan ook een voorbeeld?

voor 25 november

 werkstuk | opdrachten 

107.  Bezichtiging sinolinguïstische grammofoonplatencollectie verschoven naar deze week: zie nummer 76.

Werkstuk

108.  Voor wie mij deze week niet heeft gesproken: bereid uw vragen bij mijn aantekeningen voor. (Maar ook wie mij wel al eerder heeft gesproken is welkom met vragen.)

Vragen en opdrachten

109.  Maak de opdrachten 90 tot en met 98.


voor 2 december

Vragen en opdrachten

110.  Maak de opdrachten 95 tot en met 98.  Zie uw email!


voor 9 december

 werkstuk | excursie 
Werkstuk

111.  Vandaag is de deadline voor het werkstuk; zie opdracht 77.

Excursie

112.  In dit laatste college maken wij een excursie langs taalkundige bezienswaardigheden in onze faculteit. U hoeft niets voor te bereiden.

resultaten

113.  De uitslagen hangen op het mededelingenbord.


handige hulpjes

 software  schrijfwijzer  talen van de wereld
 terminologie  gesproken materiaal  taalkundige transcriptie


laatste wijziging 30 november 2005

home