BA3-cursus 2015-2016

Chinese taalkunde: syntaxis

 

Jeroen Wiedenhof

Inhoud

Algemene informatie

Tijd en plaats

Tijd: Eerste semester, donderdagen van 9:15u tot 11:00u

Plaats: Vriesh1/001

Behandelde stof

Week 1 (4 feb 16)

Formaliteiten

Achtergronden

Materiaal

Kijk- en luisterhulp

1.  Op de website van 土豆网/tudou.com is het origineel te vinden.

2.  Bij het verstaan van het Mandarijn kun je steun hebben aan de ondertiteling.

Maar dit voordeel heeft ook een nadeel, want die ondertiteling is natuurlijk nooit als taalkundig hulpmiddel bedoeld geweest. Daardoor kan het lastig zijn om het Mandarijn echt te verstaan.

3.  Wat je niet verstaat is niet altijd gemakkelijk op te zoeken in Chinese woordenboeken, omdat die vrijwel altijd veronderstellen dat je ook weet met welke karakters die woorden worden geschreven.

Opdrachten

Schriftelijk voorbereiden! Raadpleeg onzehuisregels

4. Bekijk het nieuwsverslag over de Partnermarkt in Peking integraal (speelduur: 1'37") met behulp van de kijk- en luistertips hierboven.

Maak je geen zorgen als je niet alles verstaat. Probeer vooral een indruk te krijgen van de context.

a.  Hoe spreek je 相亲 uit, en welke betekenissen heeft het?

Het verslag gaat over een 相亲会 'partnermarkt'. Spreek je dit uit als xiāngqīnhuì of als xiàngqīnhuì?

b.  Schrijf in maximaal twee (Nederlandse) zinnen op waar dit videoverslag over gaat.

c.  Vertaal ook de titel van het filmpje in het Nederlands.

d.  Zoek in dit filmpje één zin die je (bijna) helemaal verstaat.

Transcribeer deze in het Pinyin en schrijf er een Nederlandse vertaling erbij.

5.  Zoals bekend bestaat ook binnen dit BA3-focusvak de mogelijkheid het BA-eindwerkstuk te schrijven.

Lees de details hierover op de pagina over het BA-eindwerkstuk van de e-studiegids.

Denk alvast na over wensen en mogelijkheden.

Het streven is om uiterlijk in week 4 van deze cursus duidelijkheid te hebben over wie wel of niet deze cursus aan het BA-eindwerkstuk wil koppelen.

 

Ter info

Tecumseh Fitch (University of Vienna, Cognitive Biology)

Van Leeuwenhoek Lecture on BioScience:

"The biology and evolution of language: A comparative approach"

Date: 18 Feb 16, 3:45pm

Venue: Gorlaeus laboratories, Cell Observatory


Week 2 (11 feb 16)

Teksten

Leeshulp

6.   In het overzicht aan het begin van de Booijs tekst (p. 185) vallen enkele technische termen, zoals valency, die verderop in de tekst nog uitgebreider aan bod komen. Raadpleeg waar nodig terminologische bronnen: zie bijvoorbeeld de Handige hulpjes hieronder.

7.  Op p. 186 wordt met "underlying word order" hetzelfde bedoeld als met" original position of the V", twee regels daaronder.

8.  In taalkundig werk worden voorbeelden vaak gepresenteerd in drieregelige vorm:

eerst een transcriptie van de oorspronkelijke uiting,

daaronder een regel met glossen,

en tot slot een lopende vertaling.

Zie bijvoorbeeld ook p. 197 van Booijs tekst.

Vergelijk deze vorm van presentatie met de opgegeven §5 uit de Schrijfwijzer.

Wie behoefte heeft aan meer details over de middelste van de drie regels kan terecht bij de Leipzig Glossing Rules van het Max Planck Institute for Evolutionary Anthropology.

 

Opdrachten

Schriftelijk voorbereiden! Raadpleeg onze huisregels

9.  Lees de tekst van Booij in zijn geheel door.

Maak aantekeningen van eventuele vragen over of problemen, zodat deze op het college behandeld kunnen worden.

Beantwoord dan de vragen hieronder.

10.  Voor de relatie tussen morfologie en syntaxis geldt volgens het tweede aandachtspunt op p. 185 dat zowel "syntactic constructs may form parts of complex words" als "syntax in turn governs the use of morphological case marking on words".

Bedenk voor elk van deze gevallen minstens twee eigen voorbeelden in een taal naar keuze.

11.  Formuleer de "Verb Second"-regel van het Nederlands (p. 186) in je eigen woorden en geef er voorbeelden bij. Wat voor zinnen voldoen niet aan deze regel? Geef ook daarvan voorbeelden.

12.  Op p. 187 wordt de morfologie van zuurkool behandeld, waarin "the adjective zuur is not inflected" - dat wil zeggen: het is niet zurekool, maar zuurkool.

a.  Is het denkbaar dat zuur niet bijvoegelijk is (m.a.w.: geen adjectief), maar nominaal (d.w.z. een zelfstandig naamwoord)? En zo ja: om wat voor zuur zou het dan gaan?

b.  Is het ook denkbaar dat zuur hier noch bijvoeglijk, noch nominaal is?

Vergelijk voor je argumentatie bijvoorbeeld de manier waarop groene stroom, zwakstroom, vuurdoop, witbrood, wittebrood, zuurstof en zuurwaren zijn gevormd.

13.  Omschrijf in je eigen woorden en met een eigen voorbeeld dat "English does not inflect prenominal adjectives" (p. 187).

14.  Op p. 187 staat dat "in A + N compounds main stress is usually on the first constituent and in A + N phrases on the second, as in gréenhouse versus green hóuse". Het "usually" doet vermoeden dat er ook uitzonderingen zijn. Kun je daarvan voorbeelden bedenken voor zowel de compounds als de phrases? En hoe werkt dit in het Nederlands?

15.  "Noun phrases with a determiner as parts of complex words" zijn volgens p. 189 "impossible in English and Dutch".

Ga na of de onderstaande zinnen a t/m g uitzonderingen hierop bevatten; probeer zowel voor- als tegenargumenten te geven.

Denk bijvoorbeeld aan het speciale geval van eigennamen, die in elke taal een aparte positie innemen; en ook aan de zelfnoemfunctie, waarin een uitdrukking citerend wordt gebruikt.

a.  Aan het eind van de De Kempenaerstraat ga je rechtsaf.

b.  Met hun de-aanhouder-wint mentaliteit komen ze meestal een heel eind.

c.  Wat vind je van dat "dé bank"-motto van ABN AMRO?

d.  De Van der Waalskrachten zijn omgekeerd evenredig aan de zevende macht van de afstand tussen de deeltjes.

e.  John hit a nice down-the-line return of serve and Bill volleyed cross-court to John's forehand.

f.  It's just a run-off-the-mill heist movie.

g.  All of these conferences were held in out-of-the-way resorts.

16.  Aan het begin van § 8.2 (p. 190) wordt voor de zin John hit the ball. in "HIT, x, y" de variabele x gelijkgesteld aan John, en de variabele y aan the ball.

Verder komen hier labels voor de semantische rollen van agent en patient aan bod. (Let op de de Nederlandse termen, die eindigen op een -s: agens en patiens.)

De agens is degene die (of dat wat) de handeling uitvoert en de patiens is degene die (dat wat) de handeling ondergaat.

a. Ga na dat deze twee semantische rollen beide behoren tot de betekenis 'slaan' van het Engelse werkwoord hit.

Geef nu een korte maar nauwkeurige omschrijving van deze twee deelbetekenissen.

Met andere woorden: specificeer de beide semantische rollen voor het werkwoord hit.

b. Is het in het gegeven voorbeeld John hit the ball. nuttig om een onderscheid te maken tussen enerzijds deze twee deelbetekenissen en anderzijds de betekenissen van John en ball?

17.  Ga na of in de volgende drie zinnen dezelfde semantische rollen zijn te onderscheiden voor het werkwoord hit.

a.  John hit the gas pedal. 'Jan trapte op het gaspedaal.'

b.  John hit an ace. 'Jan sloeg een ace.' (Een ace is een tennisopslag die niet door de tegenstander wordt teruggeslagen.)

c.  John hit twice. 'Jan sloeg twee keer.'

d.  John hit the road. 'Jan reed weg.'

e.  Small-town John hits big time! 'Jan Modaal maakt het helemaal!'

18.  Ter oriëntatie op de mogelijkheden voor werkstukken:

Kijk bijvoorbeeld eens naar de pagina over het Hongkong-Ko

Explore the Languages of the World

ng-incident in 2012, waar vele (en heel verschillende) taalkundige aspecten aan zitten.

 

Ter info

Summer School in Chéngdū

Sichuan University Summer School Program 2016

Date: July 4-15, 2016 (arrival at campus on July 3, departure on July 16)

Application deadline: March 30, 2016

Details: Prikbord

 


Week 3 (18 feb 16)

Teksten

Leeshulp

Zie week 2

Opdrachten

19. Lees § 2 en § 3 uit "Taal in wording".

Maak aantekeningen van eventuele vragen over of problemen, zodat deze op het college behandeld kunnen worden.

20. Individueel

  • Annabella – In de op één na laatste alinea van § 3 van "Taal in wording" zijn twee gevallen gegeven (een semantisch, een fonologisch) waar het Nederlands scheidt wat in het Mandarijn samenvalt. Bedenk nu twee voorbeelden (opnieuw: een semantisch, een fonologisch) waar het andersom is, dus waar het Mandarijn scheidt wat in het Nederlands samenvalt.
  • Ben – Dezelfde vraag als Annabella, maar dan twee andere voorbeelden.
  • Daniel – Omschrijf in je eigen woorden wat in figuur 1 van "Taal in wording" het rode kruisje symboliseert.
  • Maarten – Probeer je volledige naam in een fonologische transcriptie te noteren.
  • Vera – Probeer je volledige naam in een fonetische transcriptie te noteren, volgens je eigen uitspraak.
  • Victor – Dezelfde vraag als Maarten en Vera, maar dan allebei.
  • Yingshi – § 2 uit "Taal in wording" vertelt over Otto Jespersen. Ga in de UB-catalogus na wat hij geschreven heeft. Noteer daarvan vijf titels, over onderwerpen die zo veel mogelijk van elkaar verschillen.

21.  Ter oriëntatie op de werkstukken (zie ook opdracht 18):

    • Formuleer alvast een duidelijke onderzoeksvraag: kort en concreet. Als je twijfelt: geef er twee of drie.
    • Presenteer minimaal één voorbeeld, d.w.z. een woord, zinsdeel, of zin uit de taal die je behandelt.

22. De bespreking op p. 191 maakt een onderscheid tussen

enerzijds drie core arguments: agent, patient en goal;

en anderzijds de overige deelnemers aan een handeling of gebeurtenis, de adjuncts die "always optional" zijn.

Bepaal nu voor de volgende zinnen of, en zo ja welke arguments of adjuncts er te onderscheiden zijn.

Geef net als in opdracht 17 per argument of adjunct een omschrijving van de functie binnen de werkwoordsbetekenis.

a.  Ze schreven een bestseller.

b.  We schrijven 17 juli 1951. (Yingshi: als je twijfelt, check dan de betekenis met een moedertaalspreker)

c.  Ní mǎi shū. 'Jij koopt boeken.'

d.  Ní mǎi le ma? 'Heb je ze gekocht?'

e.  Shū mǎi le ma? 'Heb je de boeken gekocht?'

f.  Blauw staat je niet.

g.  Een man een man, een woord een woord.

h.  Alle reizigers wordt verzocht hier uit- of over te stappen.

i.  Alle reizigers worden verzocht hier uit- of over te stappen.

23.  Op pp. 192-193 wordt de nominatieve en accusatieve naamvallen van het Duits vergeleken met het ergatieve systeem van het Dyirbal.

a.  Waar wordt het Dyirbal gesproken en hoeveel mensen spreken deze taal?

Raadpleeg eventueel de pagina's over de talen van de wereld.

b.  Ga voor de voorbeelden (14) tot en met (18) na of je alle in de glossen gebruikte afkortingen thuis kunt brengen.

c.  Wat is in het Dyirbal het woord voor 'vader' in de zin 'Vader kwam terug.'?

En wat is het woord voor 'vader' in de zin 'Vader zag moeder.'?

Leg in je eigen woorden uit hoe het komt dat deze twee woorden verschillen.

24.  Op p. 195 staat dat " the person-number properties of both the plural Agent and the singular Patient are marked on the verb"; deze twee argumenten zijn ook in de glossen terug te vinden.

a.  Geef op basis van deze gegevens een korte maar nauwkeurige betekenisomschrijving van de West-Groenlandse vorm taku-aat in voorbeeld (20a).

b.  Ter vergelijking: welk(e) argument(en) worden in het Nederlandse werkwoord gecodeerd? En in het Mandarijnse?

25.  Volgens de tekst op p. 195 betekent de passieve (=lijdende) voorbeeldzin (21) Je suis insulté par Jean. 'Ik word door Jan beledigd.' precies hetzelfde als de actieve (=bedrijvende) zin Jean m'insulte. 'Jan beledigt me.'.

a. Wat is in zin (21) de "demoted Agent"?

b.  Ga na of, en zo ja hoe, "the fact that the demoted Agent of the verbal predicate is semantically still available" bewijst dat "passivization [...] does not change meaning" (p. 195).

c. Over deze semantische kwestie wordt door taalkundigen erg verschillend gedacht. Kun je voor- en tegenargumenten bedenken?

26.  Het Nederlandse werkwoord dansen van voorbeeld (23) wordt daar als intransitief (=onovergankelijk) omschreven.

Het begrip "intransitief" kan op minstens twee manieren worden opgevat.

Soms wordt hiermee bedoeld dat het werkwoord in een gegeven zin geen object heeft.

Een ander gebruik van "intransitief" is dat er bij een gegeven werkwoord überhaupt geen objecten geconstrueerd kunnen worden.

a.  Welke van de twee opvattingen wordt in deze tekst gehanteerd?

b. Is het mogelijk om in voorbeeld (23) een object bij gedanst te construeren?

27.  Welke vorm heeft volgens voorbeeld (25) het index-suffix in het Ixil? En welke vorm heeft het instrumentele voorzetsel?

28.  Geef een letterlijke vertaling van voorbeeld (26b).

29.  Op pp. 197-199 wordt uitgelegd hoe naamwoorden geïncorporeerd kunnen worden.

In het genoemde werkwoord voor 'brood maken' in het Tuscarora treedt het geïncorporeerde naamwoord voor 'brood' op als object bij 'maken', terwijl bij dit samengestelde werkwoord opnieuw een object zoals 'maïs' kan worden geconstrueerd.

Ken je dergelijke voorbeelden ook uit het Nederlands? En uit het Mandarijn?

30.  Onderaan pagina 199 gaat het over causatieve werkwoorden.

Waarom staat er dat de A (= Agent = agens) als veroorzaker optreedt van een gebeurtenis waarin "one or two entities" een rol spelen?

Bedenk voor beide gevallen voorbeelden in een taal naar keuze.

31.  Leg in je eigen woorden uit waarom "causativization has the effect of increasing the valency of words" (p. 200).

32.  Aan het begin van § 8.4 staat in voorbeeld (34) Jan is de aardappels aan het schillen het object de aardappels niet direkt voor het werkwoord schillen, maar voor de woordgroep aan het schillen, wat volgens p. 201 pleit voor de "unity of this aan het V-ing-construction".

Beschrijf nu, mede op basis van § 8.3, wat er aan de hand is in zinnen zoals Jan is aan het aardappels schillen.

33.  Volgens p. 203 "neither the causative verb nor the main verb select a recipient themselves".

Beschrijf hoe dit uitpakt voor het Nederlandse voorbeeld in (37).

34.  Beschrijf in je eigen woorden wat een productief procédé is (p. 204); geef voorbeelden in een taal naar keuze, en geef ook voorbeelden van improductieve procédés.

35.  Beantwoord vraag 10 op p. 206.

36.  Uitsmijter - Bekijk de tekst in de blauwe ovaal in een krantenartikel over verkilling in de zorg (Telegraaf 15 sep 07, blz. TA1).

Kun je hierbij iets opmerken met betrekking tot valenties?

 

Ter info

Tecumseh Fitch (University of Vienna, Cognitive Biology)

Van Leeuwenhoek Lecture on BioScience:

"The biology and evolution of language: A comparative approach"

Date: 18 Feb 16, 3:45pm

Venue: Gorlaeus laboratories, Cell Observatory


Week 4 (25 feb 16)

Tekst

  • "The topical particle le"

  • Ekaterina Yurievna Chirkova, In search of time in Peking Mandarin.

    Leiden: CNWS Research School, 2003, pp. 32-45.

Leeshulp

37.  De grammatica's waarnaar in de tekst verwezen wordt ("Chao 1968, Li and Thompson 1981" enz.) zijn beschikbaar op de plank met handboeken in de East Asian Library.

 

Opdrachten

Voor al het in te leveren werk geldt:

  • Niet digitaal aanleveren maar geprint op papier
  • Dubbele regelafstand gebruiken – behalve aan het eind van deze cursus, bij de definitieve versie van je werkstuk
  • Lever in bij aanvang van het college van de aangegeven dag
  • Je mag je werk ook voor die tijd in mijn postvak leggen –maar stuur in dat geval wel even een mailtje dat ik het daar kan vinden
  • Ingeleverd werk krijg je retour voorzien van mijn aantekeningen
  • Deze lijst van redactionele wijzigingstekens kan helpen bij het lezen van mijn opmerkingen
  • Je kunt altijd een afspraak maken om e.e.a. na te bespreken
  • Verzorg je tekst; denk bijvoorbeeld aan zaken als naam, datum en collegekaartnummer

Inleveropdracht 1

Kijk eerst opdracht 4 van week 1 nog eens na.

Lees ook de format-eisen in het kader hierboven, en de leestips onder nummer 8.

Schrijf uit het nieuwsverslag over de Partnermarkt in Peking minstens drie spontaan gesproken zinnen uit in Pinyin-transcriptie.

Dit mogen losse zinnen zijn, maar het is misschien bevredigender om te proberen opeenvolgende zinnen te transcriberen.

Als je moeite hebt met de verstaanbaarheid, raadpleeg dan een moedertaalspreker (N.B. de ondertiteling kan misleidend zijn!).

Zoals besproken op college: met "spontaan gesproken" worden uitingen bedoeld die niet worden opgelezen, d.w.z. die niet zijn "gescript".

Voeg aan elk van je zinnen twee regels toe:

  • een regel met glossen
  • een regel met je eigen Nederlandse vertaling (deze mag, maar hoeft niet overeen te stemmen met de ondertiteling.)

Het geheel bestaat dus uit drie zinnen in drieregelige vorm.

Lever je uitgewerkte zinnen schriftelijk in bij aanvang van het college van donderdag 25 februari (week 4).

 

38.  Vandaag is de laatste dag waarop je kunt beslissen of je deze cursus aan het BA-eindwerkstuk wilt koppelen.

Gewoon werkstuk of BA-werstuk: laat dit graag nog even per mail weten, ook als je e.e.a. eerder besproken hebt.

Zie voor details opdracht 5.

39.  Overgebleven van de vorige keer: zoek Mandarijnse voorbeelden bij opdracht 29 op basis van Chao's Grammar of spoken Chinese.

40.  Lees Chirkova's tekst eerst in zijn geheel door.

Maak aantekeningen van eventuele vragen over of problemen, zodat deze op het college behandeld kunnen worden.

41.  Wat is op p. 32 precies het verschil tussen "now" in het citaat van Li & Thompson en "a relative time marker, referring to the narrated time"?

Is dit te illustreren aan de hand van voorbeeld (3.2)?

Zo ja: hoe?

Zo nee: geef dan een ander voorbeeld.

42.  Wanneer begint "Chinese linguistics after Chao" (p. 32)?

43.  Vergelijk de voorbeelden (3.4) tot en met (3.7) op pp. 34-35.

a.  Welk nieuw feit wordt er gepresenteerd in (3.7)?

b.  Welk fonologisch risico herbergt dit voorbeeld?

44.  Op p. 37 wordt het karakter 拉 gebruikt om ('stuk, plek'?) te schrijven.

N.B. gratis digitale woordenboeken volstaan niet voor deze opdracht.

a.  Check welke uitspraken en betekenissen van het karakter in woordenboeken staan.

b.  Ligt dit gebruik van het karakter voor de hand?

c.  Wordt in deze betekenis ook met andere karakters geschreven?

45.  Wat is op p. 40 de betekenis van in voorbeeld (3.19)? Is de transcriptie hier correct?

46.  Vat de conclusie op pp. 44-45 in je eigen woorden samen en geef commentaar.


Week 5 (3 mrt 16)

Tekst

  • "Aspects of contemporary Cantonese grammar: The structure and stratification of relative clauses"

  • In: Hilary Chappell (red.), Sinitic grammar.

    Oxford: Oxford University Press, 2001, pp. 226-281.

Opdrachten

Vooraankondiging

Op donderdag 10 maart (week 6) volgt als inleveropdracht een eerste versie van het werkstuk.

Maak voor die tijd een afspraak om over je ideeën te praten.

47. Individueel

  • Annabella – In vervolg op opdracht 29: zoek op basis van Chao's Grammar of spoken Chinese Mandarijnse voorbeelden van zámen 'wij'. Noteer daarbij Chao's paginanummer(s).
  • Ben – Dezelfde vraag als Annabella, maar dan voorbeeld(en) & paginanummer(s) voor jiu 'dan' met een neutrale toon.
  • Daniel – Dezelfde vraag als Annabella, maar dan voorbeeld(en) & paginanummer(s) voor qu (met een neutrale toon) in de betekenis van '(gaan) om te'.
  • Maarten – Lever de opdrachten 38 t/m 46 schriftelijk in. Deadline: dinsdag 1 mrt 17u00. N.B. Niet digitaal aanleveren maar geprint op dubbele regelafstand in mijn postvak, Arsenaal.
  • Vera – Dezelfde vraag als Annabella, maar dan voorbeeld(en) & paginanummer(s) voor verzwegen objecten, zoals in Nǐ chī ma? 'Eet je het?'.
  • Victor – Dezelfde vraag als Annabella, maar dan voorbeeld(en) & paginanummer(s) voor vraagzinnen zonder vraagwoord of vraagconstructie, zoals Nǐ qù?! 'Ga jij?!'.

48.  Lees Chappells tekst eerst in zijn geheel door.

Maak aantekeningen van eventuele vragen over of problemen, zodat deze op het college behandeld kunnen worden.

49.  Op p. 274 wordt voorbeeld (24) opgevat als "a 'Mandarinism' in the same way as (20) discussed above". Ga na in hoeverre dit klopt.

50.  Onderaan p. 274 komt iets opmerkelijks: "a phrase [... that] can function either as a main clause, or as an object relative". Vergelijk hiervoor ook voorbeeld (17).

(a)  Hoe zou je de zojuist geciteerde tekst in het Nederlands vertalen?

(b)  Geef voor beide syntactische lezingen, dw.z. als "main clause" en als "object relative", een taalkundige ontleding (woordsoorten) en een redekundige ontleding (functies binnen de zin).

(c)  Kun je in andere talen voorbeelden van zo'n syntactische dubbel-lezing geven?

51.  Volgens de tekst onderaan p. 275 is het problematisch om zin (26) zo te analyseren dat de zin keoi5 coeng3 go2 sau2 go1 'zij zingt dat liedje' optreedt als nominale woordgroep .

(a)  Welke reden(en) geven Matthews en Yip hiervoor?

(b)  Kun je zelf andere redenen bedenken? En/of tegenargumenten?

52.  Op p. 277-278 verschillen de Engelse vertalingen van de voorbeelden (35) en (36). Een dergelijk onderscheid zagen we ook voor de voorbeelden (17) en (18).

(a)  Breng dit onderscheid onder woorden.

(b)  Ken je uit het Mandarijn een vergelijkbaar onderscheid?

53.  Beschrijf in je eigen woorden hoe volgens de beschrijving op p. 279 ("areal typology") het Kantonese gebruik van maatwoorden zich verhoudt tot talen in de omgeving.

54.  Op p. 280 is in voorbeeld (47) de "New Cantonese" constructie geïllustreerd van een maatwoord in combinatie met ge3 嘅.

Op p. 281 wordt deze constructie "'pseudo-H'" genoemd.

Kun je voorbeelden noemen van syntactische "pseudo-H"-verschijnselen in het Nederlands?

55.  Uitsmijter / Grammaticalisatie

Beluister het BBC-verslag van een betoging in Washington tegen het geldende programma van toezicht door de NSA (Newshour, 26 okt 13).

Op de website van de BBC Worldservice is de originele podcast te vinden; of zie de mirror (mp3).

Op 2'23" vraagt de presentator aan zijn collega in Washington:

And, eh, how many people were there there and, eh, who were they, Katy?

(a)  Krijgt de presentator antwoord op zijn vragen?

(b)  Zijn er vormverschillen tussen de eerste there (there1) en de tweede there (there2)? Zo ja: welke?

(c)  Zijn er semantische verschillen tussen there1 en there2? Zo ja: welke?

(d)  Vertaal de zin in het Nederlands en beantwoord dezelfde vragen over de vertalingen van there1 en van there2.

(e)  Vertaal de zin in het Mandarijn en beantwoord dezelfde vragen over de vertalingen van there1 en van there2.


Week 6 (10 mrt 16)

Tekst

  • 现代汉语八百词

  • 吕叔湘 Lǚ Shūxiāng, hoofdredactie,

    现代汉语八百词 • 修订本 Xiàndài Hànyǔ bābǎi cí: Xiūdìng běn [Achthonderd woorden in het Modern Chinees: Herziene editie].

    北京 Peking: 商务印书馆 Shāngwù Yìnshūguǎn, 1999. Eerste editie 1980.

    Ook online, bijvoorbeeld op TopSage.

  • Lü Shuxiang

    Wikipedia-lemma over Lǚ Shūxiāng (1904–1998)


Opdrachten

Tweede inleveropdracht

Lever opdracht 58 hieronder schriftelijk in bij aanvang van het college van donderdag 10 maart 2016 (week 6).

56.  Deze week opnieuw een klassieker: Lǚ Shūxiāngs Bābǎi cí

Na onze kennismaking met Y. R. Chao's magnum opus nemen we deze keer een kijkje in Lǚ Shūxiāngs taalgids, die de lezer langs achthonderd Mandarijnse kernwoorden leidt.

    a.  Check het opgegeven Wikipedia-lemma over Lǚ Shūxiāng

    b.  Wat betekent het 词 uit de titel precies?

    Ga niet alleen de mogelijke betekenissen van deze term na, maar ook het gebruik in de context van deze taalgids.

57.  Individuele opdrachten

Tenzij anders vermeld geldt voor iedereen:

  • Lees het opgegeven lemma uit Lǚ's Bābǎi cí helemaal, inclusief alle voorbeelden.
  • Zoek onbekende karakters, woorden en termen op, en noteer je vragen.
  • Je hoeft geen vertaling uit te schrijven, maar wees er op voorbereid om (met mijn hulp) jouw stuk in de klas voor te vertalen
  • Vergelijk Lǚ's informatie met de informatie die je over hetzelfde onderwerp vindt in Chao's Grammar of spoken Chinese.
  • Doe een korte uitspraak over deze vergelijking, in een of twee zinnen.
  • Annabella – 个 , pp. 221-222
  • Ben – 就是1 jiù 。shì en 就是2 jiù 。shì, pp. 319-320. – Check ook (1) wat het bolletje in jiù 。shì betekent; en (2) of 就是1 jiù 。shì en 就是2 jiù 。shì homoniem zijn, of polyseem, of iets anders?
  • Daniel – 所 suǒ, pp. 520-521 en 所有 suǒyǒu, pp. 522
  • Maarten – een zelfgekozen lemma dat aansluit bij jouw onderwerpskeuze; check daarover dus ook Chao!
  • Vera – 也 , pp. 595-597
  • Victor – de eerste tabel op p. 31, inclusief de titel van deze tabel; de vraag over Chao vervalt

58.  De meesten hebben intussen een of meerdere opzetjes van het werkstuk achter de rug.

Het wordt tijd om een eerste proefversie in te leveren.

  • Formuleer in ieder geval een duidelijke onderzoeksvraag en methodologie
  • Zie de format-eisen hierboven!
  • Raadpleeg als FAQ de Schrijfwijzer
  • Verwerk minimaal drie voorbeelden uit de taal die je behandelt
  • Schrijf geen opzet van je plannen, maar alleen lopende tekst die bruikbaar is voor latere versies

Zorg dat je binnen de collegeperiode minimaal twee voorlopige versies inlevert.

Hoe meer voorlopige versies je inlevert, des te meer commentaar dat oplevert; tussendoor inleveren kan altijd via postvak Wiedenhof (maar leg je werk niet in de retour-map!)

De verplichte versies voor dit werkstuk gelden als eerste versies; geen herkansing na de deadline.

Deadline voor het werkstuk: zie syllabus, zoals besproken in de eerste bijeenkomst.


Blok 4

Week 1 (24 mrt 16)

Opdrachten

Presentatie-opdracht

58.  Iedereen heeft ondertussen een of meerdere keren commentaar gekregen op de werkstuk-vorderingen.

Op donderdag 24 maart geeft elke deelnemer een korte presentatie over het onderwerp van het werkstuk. Deze presentatie wordt ook beoordeeld als deelopdracht ("referaat").

Aandachtspunten:

  • Geef in de presentatie minimaal een onderzoeksvraag en een werkwijze (methodologie)
  • Houd er rekening mee dat per presentatie maximaal tien minuten beschikbaar zijn; oefen en klok dit van tevoren!
  • Je moet een geprinte handout aan elk van de deelnemers uitreiken: breng zeven stuks mee
  • Powerpoints mogen wel, maar alleen na tijdig overleg; gezien de beperkte tijd is het schoolbord handiger
  • Presenteer in de handout in ieder geval twee voorbeelden, met bronvermelding; en liefst geglost, d.w.z. in de bekende drie-regelige vorm
  • Ga steeds uit van een verstandig maar niet-sinologisch publiek: je collega-student geschiedenis moet het kunnen begrijpen!


59.  Uitsmijter - Bekijk het video-fragment 青禾動畫 – 叫爸爸.

a.  Geef een taalkundige analyse van de grap, met nadruk op de syntaxis.

Houd het kort(!) door gebruik te maken van de technische termen die je geleerd hebt.

b.  Luister goed naar het Mandarijnse woord voor 'zusje' op 0'07".

Beschrijf wat is hier aan de hand is, uitgaande van het woord voor 'zusje' dat je geleerd hebt aan het begin van je studie.

Tot welk onderdeel van de taalbeschrijving behoort dit verschijnsel?


Week 2 (31 mrt 16)

Tekst

Leeshulp

60.  Recapitulatie

Net als in week 2 (Booij, "Morphology and syntax: Demarcation and interaction") gaan we in op syntactische relaties met meerdere actanten, zoals werkwoordelijke betekenissen.

De tekst van deze week behandelt de status van het subject in de werkwoordelijke betekenissen van zeer verschillende talen.

Zulke kwesties zijn relevant voor de vergelijking van het Mandarijn en het Nederlands, omdat ook de subjecten in deze twee talen semantisch sterk verschillen.

Kijk ter voorbereiding je aantekeningen bij dat college nog eens goed na. Globaal ging het daarbij om kwesties van het volgende type:

  • In de betekenis 'schrijven' kan een schrijver, een aangeschrevene en iets geschrevens worden onderscheiden, zoals in de zin Ze schreven haar een rekening. 
  • Dergelijke actanten worden ook valenties en argumenten genoemd (check: Engelse termen?), hoewel het gebruik van deze termen niet altijd samenvalt (check: hoe wel/niet?).

Opdrachten

61.  Overgebleven van vorige week: opdracht 59.

62.  Lees Comrie's tekst en maak aantekeningen van eventuele vragen over of problemen, zodat deze op het college behandeld kunnen worden.

Beantwoord dan de vragen hieronder.

63.  De voorbeelden op p. 98 komen uit het Chukchi. Waar wordt deze taal gesproken?

Tip: zie "Talen van de wereld".

64.  Teken een schema of tabel waarin je voor het Engels en het Chukchi de gegevens vastlegt uit de eerste alinea van p. 99.

65.  De eerste zin op p. 100 houdt duidelijk een slag om de arm.

Wanneer klopt het niet dat "verb agreement is determined by the noun phrase that follows there is/are"? Geef een voorbeeld.

66.  Twee van de drie punten midden op p. 100 beginnen met "we are not committed to the view that...".

Wat betekent deze Engelse zinswending?

67.  Bedenk eerst waarom voor know onderaan p. 100 de omslachtige term "non-third person singular verb" wordt gebruikt. Beantwoord dan naar keuze a of b:

a.  Vertaal de term, en bedenk of hier nu wel of niet het meervoud mee wordt aangeduid.  of

b.  Geef aan hoe de term zelf moet worden geanalyseerd:

(1)  [[non-[third person]] singular] verb  of

(2)  [non-[[third person] singular]] verb  of

(3)  non-[[[third person] singular] verb].

68.  Check voor de twee voorbeelden onderaan p. 100 of inderdaad "the plural verb were does not agree with the agent", c.q. "the non-third person singular verb is not in agreement with the topic".

69.  Geef een voorbeeld uit het Nederlands ter illustratie van de bewering in de laatste zin van de eerste alinea op p. 101.

70.  Op p. 101 wordt beweerd dat "there is no set of necessary and sufficient conditions that an object must satisfy in order to be called, for instance, red".

a.  Zou deze uitspraak betrekking hebben op sprekers van verschillende talen of op sprekers van dezelfde taal?

b.  Wat kan deze bewering voor de semantiek van natuurlijke talen betekenen?

71.  P. 103 bovenaan: geef vorm en betekenis van het Russische meervoud van 'één'.

Ken je andere talen waarin bij een uitdrukking voor 'één' een meervoud wordt gevormd?

72.  De tabel op p. 103 toont duidelijk dat in het Russisch grote getallen tot een andere woordsoort neigen te horen dan kleine getallen.

Dit verschijnsel bestaat ook in het Mandarijn. Berschrijf in twee zinnen hoe het daar uitpakt.

73.  Op p. 104 staat dat "agent and topic are logically independent notions and need not coincide in a given sentence".

Geef een voorbeeld van zo'n zin in het Mandarijn.

74.  Bovenaan p. 105 worden de argumenten van een transitieve constructie geen van beide S genoemd, "to avoid circularity".

Onderaan dezelfde alinea wordt gesteld dat "the transitive verb see behaves morphologically and syntactically just like the action transitive verb hit", zodat aan see alsnog een A een P worden toegekend.

Is de constatering dat deze A en P "syntactic terms" zijn misschien wel circulair?

75.  Wat betekent op p. 106 r. 12 "coreferential"?

76.  De voorbeelden op p. 106 komen uit het Dyirbal. Waar wordt deze taal gesproken?

77.  Omschrijf in je eigen woorden het verschil tussen het Dyirbal en het Engels dat op p. 106 wordt besproken.

78.  P. 107 "non-pronominal noun phrases [...] do not have a morphological nominative-accusative distinction": geef voorbeelden en ga na of dit klopt.

79.  Op p. 108 wordt het Yidiny genoemd. Waar wordt deze taal gesproken?

80.  Wat betekent "voice" op p. 108, r. -7?

81.  Vergelijk voorbeelden (25) en (26).

Waarom wordt hierover op p. 109 beweerd dat "the infinitive construction works on the nominative-accusative system"?

82.  Op p. 110 wordt in voorbeeld (28) een allative naamval geciteerd. Wat is dat?

83.  Waar worden het Nivkh van p. 112 en het Tagalog van p. 114 gesproken?


Week 3 (7 apr 16)

Opdrachten

Presentatie-opdracht

84.  De werkstuk-vorderingen zijn met iedereen meerdere malen individueel geannoteerd en nabesproken.

Op donderdag 7 april rapporteert elke deelnemer kort over de voortgang van het werkstuk.

Deze presentatie wordt ook beoordeeld als deelopdracht ("referaat").

Dit is de voorlaatste deelopdracht van deze cursus.

Aandachtspunten:

  • Breng in de presentatie eerst even je onderzoeksvraag en werkwijze (methodologie) in herinnering.
  • Het verschil met met je eerste presentatie behelst minimaal:
    1. Een verslag van je vorderingen sindsdien;
    2. een kritische vergelijking tussen de literatuur (b.v. Lǚ 1999) en je eigen bevindingen;
    3. extra aandacht voor je niet-sinologische doelgroep (N.B. bij deze gelegenheid zijn ook representanten daarvan welkom).
  • Per presentatie zijn maximaal tien minuten beschikbaar; oefen en klok dit van tevoren!
  • Presenteer in de handout minimaal twee voorbeelden.
  • Je moet een geprinte handout aan elk van de deelnemers uitreiken: breng zeven stuks mee
  • Powerpoints mogen wel, maar alleen na tijdig overleg; gezien de beperkte tijd is het schoolbord handiger.

Week 4 (14 apr 16)

Tekst

Leeshulp

85.  We pakken de draad op bij de discussie op het college van 7 april: methodologie.

Daarom staan de volgende aspecten centraal in de onderstaande opdrachten:

inventarisatie van taalmateriaal, de omgang daarmee, argumentatie en analyse.

Wees vooral gespitst op de toepassingen daarvan in in je eigen werkstuk, en noteer eventuele vragen hierover.

Daarnaast kunnen ook inhoudelijke kwesties uit de tekst aan de orde komen.

86.  Lees om te beginnen aandachtig de samenvatting op p. 23.

Let op: de termen "perfective marker" en "perfect marker" worden hier systematisch onderscheiden.

87.  Zet voordat je de rest leest eerst voor jezelf op een rijtje wat je weet over guo en guò in het Mandarijn:

- welke toon/tonen kun je onderscheiden?

- welke betekenissen kun je onderscheiden, en bij welke toon/tonen horen die?

  • als transitief werkwoord?
  • als tweede deel in een resultatief werkwoord?
  • als functiewoord?
  • andere mogelijkheden?

88.  Op p. 24 is sprake situation time, reference time en moment of speaking.

Ga in je college-aantekeningen na of (en zo ja: hoe) deze termen corresponderen met de termen die op college zijn behandeld:

  • tijd van de gebeurtenis ( = event time)
  • vertelde tijd, ( = narrated time) en
  • nu ( = now).

Opdrachten

De opdrachten voor deze week hebben betrekking op §§ 1-3 van het artikel, d.w.z. pp. 23-39.

89.  Lees Li's tekst en maak aantekeningen van eventuele vragen over of problemen, zodat deze op het college behandeld kunnen worden.

Beantwoord dan de vragen hieronder.

90.  Ga eerst, zonder naar de tekst van het artikel te kijken, na wat corpus als taalkundige term betekent.

a.  Formuleer hiervan je eigen definitie in één zin.

b.  Check vervolgens de samenvatting op p. 23, waar sprake is van "a small corpus of 300 -guo sentences", en de details hierover in § 3.3.

c.  Is het gebruik van de term corpus in dit artikel in overeenstemming met je definitie?

91.  Op p. 24 wordt een voorbeeld uit Iljic (1990: 318) aangehaald.

Lees de uitleg bij dit voorbeeld kritisch en geef inhoudelijk commentaar.

92.  Chao's (1968) Grammar of spoken Chinese wordt op p. 24 drie maal genoemd.

Check in dat origineel of het daar inderdaad gaat om wat David C.S. Li noemt "the toneless aspect mark[er] -guo" (p. 23).

Noteer ook op welke pagina je je antwoord gevonden hebt.

93. De werkwijze van het onderzoek is onderaan p. 25 samengevat.

a.  Algemeen: geef je oordeel over de aanpak.

b.  Hoe waardeer je de volgorde waarin de auteur te werk gaat?

c.  De onderzoeksvraag ("The purpose is to...") is een keuzevraag. Wat vind je hiervan?

94.  Op p. 26 staat dat "-guo in some contexts is more appropriately analyzed as a resultative verb complement".

Is in die contexten inderdaad sprake is van "toneless" -guo? (vergelijk opdracht 91)

Als je twijfelt, check dit dan in een van de grammatica's van het Mandarijn (zie naslagwerken taalkunde in de EAL).

95.  Op pp. 27-28 worden verschillende Mandarijnse zinnen gepresenteerd en met elkaar vergeleken.

Kun je nagaan wat de herkomst van deze zinnen is?

96.  Dezelfde voorbeeldzinnen (pp. 27-28) zijn hier en daar voorzien van interpretaties; bv. een beoordeling of een eenmaal gebroken vaas al dan niet gerepareerd is.

Duidelijke interpretaties van voorbeeldzinnen vinden we ook terug in beoordelingen zoals

  • "the dominant interpretation" (p. 36) en
  • "broadly interpretable" (p. 37).

Kun je nagaan wat de herkomst is van deze beoordelingen?

97.  Check de vertaling van voorbeeld 25 op p. 36.

98.  De auteur doet op p. 39 voorstellen voor vervolgonderzoek.

Kun je inschatten hoe de resultaten daarvan zich zouden verhouden tot de hier genoemde resultaten?


Week 5 (21 apr 16)

Tekst

"Met 61 woorden de wereld rond"

Leeshulp

99. De Poolse naam Wierzbicka wordt uitgesproken als [vjɛʒb'it͡ska].

100.  "Natuurlijke Semantische Metataal" (r. 30-31) heet in Wierzbicka's Engelse werk Natural Semantic Metalanguage.

De term "primitieven" (r. 5, 63-64) is een vertaling van primes.

Zie voor de Engelse terminologie verder the Natural Semantic Metalanguage Homepage.

101.  Op het NRC-artikel volgden ook ingezonden brieven.


Opdrachten

102.  Lees eerst Van Maris' artikel in zijn geheel door.

Maak aantekeningen van vragen over of problemen met de tekst, zodat deze op het college behandeld kunnen worden.

103. Wierzbicka werkt "al veertig jaar lang [...] aan een alomvattende theorie over de semantiek" (r. 22-24): intussen dus meer dan een halve eeuw.

Zoek in de catalogus van de Leidse universiteitsbibliotheek wat haar oudste hier aanwezige werk is.

Hoeveel van haar boeken dateren uit de eenentwintigste eeuw?

104.  "Bloomfield en Chomsky" (r. 53-54): Geef data voor Noam Chomsky; met welk werk brak hij door?

Welke Bloomfield wordt hier bedoeld, en wanneer leefde hij/zij? Noem een klassiek werk van Bloomfield.

105.  Ga zelf na of de acht talen die in r. 82-85 genoemd worden inderdaad "zeer uiteenlopend"?

Waar worden zij gesproken, en hoeveel taalfamilies vertegenwoordigen zij?

Zie voor tips de pagina over Talen van de wereld.

106.  De betekenis 'lang' wordt besproken aan de hand van a. neuzen, b. stokken, c. komkommers en d. paraplu's (r. 85-117).

Wordt de lengte van deze vier zaken door steeds dezelfde Mandarijnse betekenis uitgedrukt?

Als je twijfelt, raadpleeg dan een moedertaalspreker.

107.  Wierzbicka's aanpak wordt als "introspectief" gekenmerkt (r. 145).

Formuleer in je eigen woorden wat hiermee bedoeld wordt.

108.  Voor het Engels zijn er "enorme lexicografische corpora, waar met één druk op de knop honderden voorbeelden uit rollen" (r. 155-157).

Kun je daar voorbeelden van vinden? Is een taalkundig corpus altijd lexicaal? En is een taalkundig corpus altijd digitaal?

109.  Vergelijk de definitie van de betekenis van het Engelse sad (r. 227-236) met die van head (r. 138-142).

a.  Hoeveel keer komt de primitief "part" voor in de definitie van head? Hebben al deze "part"s dezelfde referent?

b.  Hoeveel keer komt de primitief "something" voor in de definitie van sad? Hebben deze "something"s dezelfde referent?

110.  Vergelijk de omschrijvingen van de betekenissen van het Engelse freedom en het Russische svobóda (r. 305-321).

Deze betekenissen hebben volgens Wierzbicka een gemeenschappelijk deel.

Is dat deel ook toepasbaar op de betekenis van het Nederlandse vrijheid?

Hoe zou de definitie in het Nederlandse geval verder kunnen gaan?

111.  Is voor het Engels de gegeven omschrijving van freedom ook toepasbaar op liberty?

112.  Hoe zou je de toon van de uitspraak van Goddard in de regels 339-342 kenmerken?

113.  Vind je de kritiek op Wierzbicka (vanaf r. 358) terecht? En aan welke voorwaarde(n) zou de "rudimentaire grammatica" van regel 362 minimaal moeten voldoen?

 

114.  Uitsmijter 1 Over het belang van een onderzoeksvraag voor je methodologie, en voor je conclusies (vergelijk ook opdracht 93c):

Zie daarover Truus de Wilde's artikel Winnen.

Wat betekent overigens winnen in het laatste voorbeeld?

115.  Uitsmijter 2 Stem en spraak staan centraal in de tentoonstelling "This is a voice" van de Wellcome Collection in Londen.

Een korte bespreking ervan door het BBC-programma Newshour is hier te beluisteren:

Stream: How Samuel Beckett inspired exhibition on the voice (clip, totaal 3'28")

MP3: Newshour 16 April 2016: Pope takes 12 refugees back to Italy (hetzelfde item: vanaf 18'28")

De Head of Programme van het museum verklaart hier onder meer:

"one of the things the exhibition investigates is whether perhaps we might have sung to one another before we spoke to one another, going right back in time".

Wat vind je van die verklaring als taalkundige bewering?

Je mag als argumenten (voor of tegen) ook archeologische, biologische of neurologische overwegingen noemen.


Week 6 (28 apr 16)

Teksten


Leeshulp

Opdrachten

116.  Overgebleven van de vorige keer: uitsmijters.

117.  Lees de teksten en maak je eigen aantekeningen, zodat deze waar nodig op het college behandeld kunnen worden.

Beantwoord dan de vragen hieronder.

118.  Sybesma (2013: 976) bespreekt het verschil "between a high level and a high falling tone, the latter of which is no longer recognized as a separate tone phonologically".

(a)  Bepaal nauwkeurig hoe dit verschil kan worden opgemaakt uit de wijze waarop de hier besproken uitdrukkingen, sin1, sìn1, sìn2 en sìn3, zijn weergegeven in vergelijking met de transcriptie van Kantonese tonen in de rest van het artikel.

Tip: raadpleeg de Leeshulp.

(b)  Check met behulp van je aantekeningen uit deze cursus of je in je eigen woorden tone, intonation, tempo, volume and prosody als technische termen kunt definiëren.

(c)  De tekst beschrijft hoe de hoge vlakke toon en de hoge dalende toon in het Kantonees als allotonen kunnen worden geanalyseerd.

Wat betekent dit dan voor de mogelijkheid om sin1, sìn1, sìn2 and sìn3 al dan niet in termen van intonatie en of prosodie te duiden?

(d)  Kruis in de rest van het artikel alle plaatsen aan waar prosodische middelen anders dan intonatie worden genoemd in de beschrijving van sin1, sìn1, sìn2 and sìn3.

119.  On p. 975 wordt genoemd dat

"some informants seem to have a preference for the sentence with preverbal sin1, a preference which diminishes if postverbal sin1 is followed by other material, like an SFP".

Kun je, zonder de rest van het artikel te lezen, een mogelijke verklaring voor dit verschijnsel bedenken?

En/of ken je een vergelijkbaar verschijnsel, in een taal naar keuze?

120.  De beschrijving van "postverbal sìn2" begint op p. 979.

Geef je eigen definitie voor dit gebruik van de term postverbal in het licht van

  • de voorbeelden (11) a tot en met e (pp. 979-980)
  • "the nature of the predicate" (pp. 981, 984)
  • "verbal particles" (p. 986)

121.  Worden er in de voorbeelden 14 tot en met 16 (pp. 981-982), verschillende typen van ongrammaticaliteit onderscheiden?

Zo ja: hoe verschillen die?

En zo nee: waarin schuilt de overeenkomst?

122.  Op p. 985 maakt de voetnoot gewag van een zeldzaam geval waarin een Mandarijnse degree modifier volgt op het adjectief dat erdoor bepaald wordt.

Ken je nog andere Mandarijnse degree modifiers die in die positie voorkomen?

123.  § 3.2 (p. 988) bespreekt sporen uit een buurtaal van het Yuè: het Zhuàng 僮 ~ 壯.

(a)  Zoek op welke voorstellen er zijn gedaan voor de genetische samenhang van het Zhuàng.

(b)  Zijn de Zhuàng-talen toontalen?

124.  Op p. 991 lezen we dat Zhuàng gonq en Kantonees sin1 "are not phonologically related [emphasis added]".

Zou dit verschillen van een claim dat deze uitdrukkingen genetisch onverwant zijn?

Zo ja: hoe?

Of zo nee: welke term (fonologisch, genetsich, of iets anders) heeft dan je voorkeur voor de (non-)relatie tussen gonq and sin1?

Tip: vergelijk p. 972.


Week 7 (5 mei 16)

Geen college

Hemelvaartsdag


Week 8 (12 mei 16)

Laatste bijeenkomst

Planning

125.  Vandaag kun je je werkstuk inleveren, maar dit is niet verplicht.

Zie voor deadlines en voorwaarden verder


Opdrachten

126.  In dit laatste college maken wij een excursie langs taalkundige bezienswaardigheden in onze faculteit.

We verzamelen om 9u15 in de reguliere collegezaal.

Je hoeft hiervoor niets voor te bereiden.


Handige hulpjes

 Software

 Schrijfwijzer

 Talen van de wereld

 Terminologie

 Redactiesymbolen

 Taalkundige transcriptie

 e-ANS

 

 

laatste wijziging: 22 april 2016 | home